Site pictogram Food4Innovations (NL) – ir. Wouter de Heij

Mijn verzoek aan EZ en LNV is om de gedragdregels van TO2 sterker te (gaan) handhaven, dit voorkomt valse competitie tussen privaat (TO2) en publieke R&D organisaties.

Het huidige topsectoren beleid -en heel specifiek de rol van TO2 en de ministeries daarin- helpt a) innovatie in de praktijk weinig (waar zijn de voorbeelden?), b) frustreert te vaak private R&D bedrijven (zie hieronder), en c) begint inmiddels ook het bedrijfsleven (groot en klein) te frustreren. De TO2 zijn te duur, niet pragmatisch genoeg, en vernieuwen te weinig. Dit alles is niet best. Voor de welvaart van Nederland en dus een ‘fijne’ toekomst van ons land is immers een goed en soepel innovatiebeleid van groot belang. Platte handel zonder vernieuwing heeft geen duurzame toekomst in deze dure omgeving. Een goed landelijk innovatiebeleid is daarom inherent van belang voor de welvaartspositie van Nederland. Zeker op tijdschalen van tientallen jaren.

Goed innovatiebeleid zorgt voor nieuwe producten en diensten, zorgt voor meer werkgelegenheid en zorgt voor groei van het Nederlandse bedrijfsleven. Groei die in een open economie natuurlijk ook een grote internationale component heeft. In 1998 heeft commissie Cohen een rapport geschreven over dit onderwerp (toen ivm relatie Rijkswaterstaat en de NL ingenieursbureaus) met de titel “Markt en Overheid”. Mijn advies is: lees dit rapport van 20 jaar geleden nog eens door.

De private kennisaanbidders “klagen” collectief ook al bijna tien jaar. Vooralsnog zonder resultaat spijtig genoeg. Een notitie van EZ uit 2013 beschrijft deze problematiek gelukkig ook. Op pagina 4 van de betreffende notitie staat een hoofdstuk over de positionering van de TO2 instituten (DLO/WUR, TNO, MARIN, Deltaris, LNR,  etc.) ten opzichte van private kennisaanbidders (zie ook onderaan dit blogje). In bijlage 1 staan tevens gedragsregels. Deze gedragsregels zijn in grote lijnen goed, al zijn ze nog niet precies genoeg (werk aan de winkel dus). Wat is nu het werkelijke probleem? Tot op de dag van vandaag houden de ministeries de TO2 instituten niet aan deze gedragsregels en blijft er dus valse competitie bestaan. 

Recent in september 2018 hebben daarom een tiental private kennisaanbieders maar weer eens brandbrief gestuurd naar de tweede kamer en de minister van EZ. De ministeries van EZ en LNV handhaven domweg de gedragsregels niet en negeren tevens ook de serieuze signalen vanuit het veld (ik doel dus op private aanbieders, maar zeker ook het (MKB) bedrijfsleven) volkomen. Wij zijn erg nieuwsgierig naar het antwoord op onze brandbrief. Zal er een antwoord komen?

Ondertussen wil ik ook via deze weg aan al mijn zakelijke relaties vragen een steunbrief op te stellen. Dit zou ons heel goed helpen. Een dergelijke brief zou de volgende elementen kunnen bevatten:

Mijn dank is heel erg groot! En ik denk dat ik ook namens mijn conculega’s spreek uit de private sector.

 

Een duidelijke positionering van de instituten ten opzichte van private kennisaanbieders en andere marktpartijen
TO2 instituten opereren op het snijvlak met de markt. Om het onderzoek van de TO2 instituten zo relevant mogelijk te laten zijn wordt nauw samengewerkt met de eindgebruikers. Dit gebeurt via topsectoren en voor de maatschappelijke thema’s via zogenaamde kennisarena’s.De TO2 instituten hebben primair als taak om nieuwe kennis te ontwikkelen en onderzoeksfaciliteiten efficiënt te beheren, waarmee de markt en andere partijen concrete toepassingen kunnen uitontwikkelen en invoeren. Daar waar de kennis of de faciliteiten met voldoende diepgang in de markt aanwezig zijn, is er geen aanleiding voor de instituten om deze kennis of faciliteiten op te bouwen. Overigens kan de overheid de TO2 instituten als onafhankelijke partijen soms specifiek om kennis vragen.
Deze positionering is van belang om oneerlijke concurrentie te voorkomen en ook vanuit oogpunt van een efficiënte besteding van overheidsmiddelen. Het kabinet kiest er daarbij voor om vast te houden aan een specifieke rol voor de publiek gefinancierde instituten en niet om een open concurrentie mogelijk te maken. Dit omdat dit leidt tot meer onduidelijkheid, inefficiëntie en mogelijke verschraling van de kennisbasis.
Er zijn de laatste jaren signalen gekomen dat ondanks de waarborgen die er zijn, TO2 instituten op onderzoeksterreinen actief zijn waar ook private kennisaanbieders en marktpartijen opereren, waardoor marktverstoring op kan gaan treden. De topsectorenaanpak maakt dit risico in een aantal sectoren eerder groter dan kleiner. Instituten moeten namelijk relevant onderzoek doen voor de topsectoren. Het risico is dat de programmering vanuit topsectoren leidt tot onderzoek waarmee de instituten in het vaarwater van private kennisaanbieders en marktpartijen terecht kunnen komen en de kans op oneerlijke concurrentie wordt vergroot. Dit is aanleiding om het speelveld voor de instituten scherper af te bakenen.
Het kabinet heeft in overleg met de TO2 instituten en na consultatie van partijen in de markt – waaronder private kennisaanbieders – gedragsregels uitgewerkt die het voor alle partijen helder maken waar de rol van de publiek gesubsidieerde instituten ophoudt en die van de markt begint. Deze gedragsregels worden verdeeld in regels voor publiek gesubsidieerd onderzoek en regels voor contractonderzoek. In bijlage 1 staan de gedragsregels vermeld.
De regels worden door de instituten verwerkt in hun strategische plannen en de operationalisering daarvan. Daarbij wordt een continue dialoog gevoerd met de relevante marktpartijen en overheden. Naleving van deze gedragsregels is primair een taak voor de instituten zelf. De instituten zullen voor het eind van het jaar aan mij aangeven op welke wijze ze dit vorm gaan geven en zullen borgen. Gelet op het voorkomen van oneigenlijke concurrentie zal ook naar (fiscale) faciliteiten voor contractonderzoek worden gekeken. Het is daarbij niet de bedoeling dat de samenwerking tussen de instituten en de markt vermindert. In het bijzonder geldt dat ook voor de TO2 instituten en private kennisaanbieders. Die hebben namelijk ook gemeenschappelijke belangen. Voor TO2 instituten zijn private kennisinstellingen ook partijen die kunnen zorgen voor valorisatie van kennis, naast alle andere kanalen die de instituten daarvoor hebben.
Andersom zijn de private kennisinstellingen geholpen met nieuwe kennis en inzichten van TO2 instituten die ze zelf niet kunnen ontwikkelen. Samenwerking tussen deze partijen kan dus voor beide profijtelijk zijn. De TO2 instituten zullen daarom gestimuleerd worden daar waar zinvol om delen van onderzoeksprojecten uit te besteden aan private kennisaanbieders. Verder kan uitwisseling van onderzoekers tussen TO2 instituten, private kennisinstellingen, universiteiten en marktpartijen zinvol zijn.
Bijlage 1 – Gedragsregels.
De gedragsregels voor publiek gesubsidieerd onderzoek voor kennisopbouw zijn:
  • publiek gefinancierd onderzoek dient pre competitief te zijn (het onderzoek leidt niet direct tot een kant en klaar eindproduct voor een bedrijf)
  • de instituten bouwen geen kennis op die in de markt al met voldoende diepgang aanwezig is
  • IE beleid gericht op laagdrempelig toegang verschaffen tot kennis voor private partijen
  • instituten zijn transparant over hun onderzoeksprogramma’s.
  • De gedragsregels voor contractonderzoek en verhuur faciliteiten voor derden zijn:
  • activiteiten moeten synergie hebben de doelstellingen van de instituten en met het publiek gefinancierd onderzoek dat daarbij hoort waar mogelijk afstoten van routinematige activiteiten die markt ook kan uitvoeren
  • altijd minimaal integrale kostprijs bij contractonderzoek
  • geen kruissubsidie, gescheiden boekhouding.

Voor bepaalde thema’s heeft de overheid een exclusieve relatie met de TO2 instituten.

  • Spelregels voor spin-offs (nieuw bedrijf ontstaan vanuit een TO2 instituut)
  • Spin-offs eerst marktconform aanbieden aan marktpartijen
  • Spin-offs van instituten moeten duidelijke status kennen. Of ze zijn onderdeel van een instituut, of ze operen als marktpartij. Een spinn-off die als marktpartij opereert mag niet meer op betere voorwaarden dan andere marktpartijen profiteren van de relatie met het instituut waar het uit voortkomt.
Hierbij geldt een aantal uitgangspunten en randvoorwaarden:
  • Gedragsregels moeten helderheid scheppen maar geen ‘juridisering’ veroorzaken. Er moet juist geïnvesteerd worden in samenwerking en vertrouwen.
  • Het speelveld is dynamisch, technologie die nu pre competitief is, is in de toekomst competitief. Dit vergt dus continue onderhoud en afstemming.
  • Maatschappelijke belangen en wettelijke taken kunnen een reden zijn om wel kennis bij TO2 instituten teontwikkelen die ook elders aanwezig is. Dit vanwege reden van onafhankelijkheid, beveiligingseisen, beschikbaarheid en directe toegang tot de kennis.
Mobiele versie afsluiten