Een analyse van het vernietigende rapport van Professor Ronald Meester over de onzekerheden in het Nederlandse stikstofdiscours – We wisten het al, en het gebruik blijft doorgaan.

De Illusie van Zekerheid: Hoe Nederland Blind Modeluitkomsten Volgt in het Stikstofbeleid

Nederland zit muurvast in een stikstofcrisis die al jaren voortduurt. Vergunningen worden geweigerd, bouwprojecten liggen stil, boeren voelen zich in de hoek gedreven en de natuur zou ondertussen ernstig bedreigd zijn. Centraal in dit alles staat een complex rekenmodel—Aerius/OPS—dat bepaalt wie wel en wie niet mag bouwen, uitbreiden of produceren. Maar wat als dit model op drijfzand is gebouwd? Wat als de schijnbare precisie van berekeningen tot op de komma een illusie is?

Professor Ronald Meester, hoogleraar Waarschijnlijkheidsrekening aan de Vrije Universiteit Amsterdam en forensisch statistisch expert, heeft in oktober 2025 een vernietigend rapport gepubliceerd met de veelzeggende titel “De illusie van een betrouwbare stikstof-modelwerkelijkheid”. Zijn conclusie is even helder als schokkend: het Nederlandse stikstofbeleid is gebouwd op wetenschappelijk onhoudbare fundamenten. We volgen blind modeluitkomsten zonder de mogelijkheid te hebben om te controleren of ze kloppen. En dat heeft verstrekkende gevolgen.

Een Maakbaar Wereldbeeld

Meester begint zijn analyse met een fundamentele observatie: de natuurdoelanalyses (NDA’s) en de adviezen van de Ecologische Autoriteit (EA) gaan uit van een “maakbaar wereldbeeld”. In dit wereldbeeld zijn er metaforische knoppen waar we aan kunnen draaien om een bepaald doel te bereiken. Kritische Depositiewaardes (KDW’s)—de hoeveelheid stikstof die een natuurgebied aankan—worden gepresenteerd als unieke en exacte getallen. De uitkomsten van Aerius/OPS-berekeningen worden als reëel beschouwd, zonder marges of onzekerheden. De gedachte is simpel: als de depositie onder de KDW komt, herstelt de natuur. Boven de KDW treedt “significante” schade op.

Dit klinkt geruststellend. Het suggereert dat we precies weten waar we aan toe zijn en dat we de situatie onder controle hebben. Maar volgens Meester is dit wereldbeeld fundamenteel onjuist. De werkelijkheid is veel complexer, onzekerder en weerbarstiger dan de modellen doen geloven.

De Onhoudbaarheid van de KDW

Een van de meest vernietigende delen van Meesters rapport betreft de Kritische Depositiewaardes. In de praktijk worden deze KDW’s behandeld als harde, wetenschappelijke feiten. In de NDA’s lezen we zinnen als: “De KDW is de grens waarboven schade aan het habitattype optreedt” of “De kritische depositiewaarde voor het habitattype Stuifzandheiden is 714 mol N/ha/jaar.” 

Let op de precisie: niet 700, niet 720, maar precies 714 mol per hectare per jaar. Voor verschillende habitattypen worden KDW’s genoemd van bijvoorbeeld 1071, 500, 1429, 1143, 714, 1214, 571, 1768 en 1857 mol/ha/jaar. Deze getallen worden zonder enige nuance of onzekerheidsmarge gepresenteerd.

Maar hier komt de clou: geen enkele wetenschapper kan vanuit de wetenschap een dergelijke exacte waarde verdedigen. Meester sprak met verschillende ecologen en statistici, en niemand kon een unieke, exacte KDW wetenschappelijk onderbouwen. Zelfs Roland Bobbink, een van de auteurs van de wetenschappelijke artikelen waarnaar vaak wordt verwezen ter onderbouwing van KDW’s, bevestigde dat KDW’s “ranges” zijn, en “geen unieke waardes”.

Het probleem is fundamenteler dan alleen een gebrek aan precisie. Meester legt uit dat statistische significantie—een begrip dat vaak wordt gebruikt om te bepalen wanneer iets “kritisch” is—in zichzelf niets zegt over ecologische relevantie. Een statistisch significante verandering kan in de praktijk volkomen irrelevant zijn. Omgekeerd kan een niet-significante verandering ecologisch wel degelijk belangrijk zijn. De statistiek kan simpelweg niet zeggen wat “kritisch” is voor de natuur.

Toch worden deze KDW’s gebruikt als harde grenzen in het beleid. Onder de KDW is er geen probleem, daarboven wel. En dat leidt tot absurde situaties waarin een verschil van een paar mol per hectare per jaar het verschil kan maken tussen wel of geen vergunning. Meester’s oordeel is glashelder: “Het huidige gebruik van KDW’s is vanuit statistisch perspectief onwetenschappelijk, ondeugdelijk en dus niet verdedigbaar.”

Aerius/OPS: Een Model Zonder Controle

Na de KDW’s richt Meester zijn blik op het Aerius/OPS-model zelf. Dit model berekent hoeveel stikstof er op een bepaalde plek neerslaat als gevolg van verschillende bronnen. Het wordt gebruikt om te bepalen of een nieuwe activiteit (een stal, een fabriek, een weg) is toegestaan of niet. Maar hoe betrouwbaar is dit model eigenlijk?

Meester’s bevindingen zijn ontnuchterend. Ten eerste geldt voor elk model: het geeft alleen terug wat de makers erin hebben gestopt. Een model is een vereenvoudiging van de werkelijkheid, gebaseerd op aannames en schattingen. Die aannames kunnen redelijk zijn, maar ze zijn nooit perfect.

Ten tweede zijn de onzekerheden enorm. Zelfs op landelijk niveau—waar je zou verwachten dat uitschieters tegen elkaar wegvallen—worden de modeluitkomsten omgeven met tientallen procenten onzekerheid. Op lokaal niveau, relevant voor individuele vergunningen, zijn de onzekerheden nog veel groter. Dat is geen empirisch gegeven, maar een wiskundig feit: hoe kleiner de schaal, hoe groter de relatieve onzekerheid.

Ten derde—en dit is cruciaal—is er geen mogelijkheid om de modeluitkomsten te controleren. Stikstofdepositie wordt namelijk niet direct gemeten. Het wordt afgeleid uit atmosferische concentraties, die zelf ook met grote onzekerheid zijn omgeven. Meester stelt het scherp: “Voor alle duidelijkheid, stikstofdepositie wordt niet zélf gemeten.”

Dit betekent dat we geen idee hebben of de berekeningen kloppen. We kunnen niet naar buiten gaan, meten hoeveel stikstof er daadwerkelijk is neergeslagen, en dat vergelijken met de modeluitkomst. We zitten gevangen in een “modelmatig universum dat los staat van de werkelijkheid”—een formulering die Meester overneemt van De Nieuwe Denktank, die in 2023 al waarschuwde voor de gevaren van het huidige systeem.

Blind Varen op Modeluitkomsten

De combinatie van onzekere KDW’s en oncontroleerbare modeluitkomsten leidt tot een verontrustende conclusie. In Meesters eigen woorden:

“We zijn blind modeluitkomsten aan het volgen, zonder de mogelijkheid te hebben om te controleren waar we mee bezig zijn. Er wordt veel beweerd over stikstof, maar er is vrijwel geen enkele kwantitatieve claim die daadwerkelijk controleerbaar is.”

Dit is geen technisch detail. Het gaat om de kern van het probleem. Het Nederlandse stikstofbeleid heeft verstrekkende gevolgen: bedrijven gaan failliet, bouwprojecten worden stopgezet, mensen verliezen hun baan of hun toekomstperspectief. En dit alles op basis van uitspraken die niet verifieerbaar zijn.

Meester toetst het modelgebruik aan de beginselen van behoorlijk bestuur. Een van die beginselen is dat uitspraken over proefondervindelijke standen van zaken met juridische consequenties verifieerbaar moeten zijn. Aan dit beginsel wordt niet voldaan. De aard van wiskundige modellen maakt dat niet kan worden ingezien of aan de beginselen van behoorlijk bestuur wordt voldaan.

De Wet van Goodhart: Wanneer de Maatstaf het Doel Wordt

Meester wijst ook op een bredere, filosofische problematiek: de Wet van Goodhart. Deze wet stelt dat maatstaven een eigen leven gaan leiden en dat het beleid uiteindelijk op de maatstaf wordt gericht in plaats van op het oorspronkelijke doel. In Nederland is dat precies wat is gebeurd. We spreken over “stikstofbeleid”, maar eigenlijk hebben we “natuurbeleid”. Het doel is natuurbescherming, maar de maatstaf—stikstofdepositie—is het doel op zich geworden.

Dit leidt tot een tunnelvisie. Andere factoren die van belang zijn voor de natuurkwaliteit—zoals verdroging, versnippering, beheer, klimaatverandering—verdwijnen naar de achtergrond. Alles draait om stikstof. En dat terwijl landen als Frankrijk en Italië helemaal niet naar stikstofdepositie kijken in hun natuurbeleid, en landen als Duitsland en Denemarken drempelwaardes hanteren die respectievelijk 4200 en 7000 keer hoger liggen dan die van Nederland (21 en 35 mol/ha/jaar tegenover 0,005 mol/ha/jaar).

Dit roept de vraag op: is Nederland wetenschappelijk strenger, of gewoon onwetenschappelijker in de omgang met modellen?

Wetenschap Wordt Overvraagd

Een van de meest fundamentele inzichten van Meester is dat de wetenschap in dit dossier wordt overvraagd. De politiek en de rechterlijke macht vragen om exacte antwoorden, om harde getallen, om zekerheid. En wetenschappers leveren die—soms tegen beter weten in.

Meester is daar hard in: wetenschappers die unieke KDW-waardes propageren doen dat niet omdat de wetenschap dit ondersteunt, maar omdat de politiek en de rechterlijke macht deze eisen. Dat heeft niets met wetenschap te maken. Wetenschappers zouden een dergelijke verleiding moeten weerstaan.

Het antwoord “dit is het beste wat we hebben” is volgens Meester onbevredigend en onduldbaar. Het gaat uit van de gedachte dat de wetenschap móet leveren. Maar soms kan de wetenschap bepaalde dingen gewoon niet met de gewenste precisie weten. En dan is het beter om dat eerlijk te zeggen, dan om te doen alsof we precieze informatie hebben en daar beleid met zeer grote maatschappelijke, juridische en particuliere gevolgen op te baseren.

De Rol van Wetenschappers

Meester heeft ook een boodschap voor zijn collega-wetenschappers: interveniëren als je resultaten incorrect worden geïnterpreteerd of misbruikt. Dat gebeurt in het stikstofdiscours te weinig of zelfs helemaal niet. Wetenschappers moeten hun bevindingen publiek maken zonder zich af te vragen wat de rechter ervan zal vinden. Wetenschap en bestuur dienen gescheiden te blijven.

Dit is een belangrijk punt. In de huidige situatie lijkt de wetenschap te zijn verworden tot een verlengstuk van het beleid. Modellen worden gebruikt om politieke beslissingen te legitimeren. Maar modellen zijn geen orakel. Ze zijn hulpmiddelen, met beperkingen en onzekerheden. Als die beperkingen worden genegeerd, wordt de wetenschap misbruikt.

Een Weg Vooruit

Meester’s rapport is geen louter negatieve kritiek. Hij schetst ook een weg vooruit. De kern van zijn aanbevelingen:

  1. Empirische benadering: Werk vanuit de empirie—wat we daadwerkelijk kunnen meten en waarnemen—in plaats van vanuit wiskundige modellering. De Europese Habitatrichtlijn geeft ons die ruimte.
  2. Politieke verantwoordelijkheid: Het dossier moet van het bord van de modelleurs af en terug op het bord van beleidsmakers. Zij dienen verantwoordelijkheid te nemen voor beslissingen op basis van een maatschappelijk en politiek debat, niet op basis van een onwetenschappelijke omgang met modellen.
  3. Scheiding wetenschap-bestuur: Wetenschappers moeten hun bevindingen publiek maken zonder zich af te vragen wat de rechter ervan zal vinden. Wetenschap levert input, geen dictaat.
  4. Normerende regels voor modelgebruik: Meester doet een voorstel voor een aantal regels waaraan modelgebruik gehouden zou moeten zijn. Dit voorkomt dat modellen worden overvraagd of misbruikt.
  5. Stappenplan binnen Europese regelgeving: De veranderingen die nodig zijn kunnen worden gerealiseerd binnen de mogelijkheden die de Europese regelgeving biedt. We hoeven niet uit de EU of de Habitatrichtlijn te stappen; we moeten de richtlijn gewoon anders interpreteren—zoals veel andere landen dat ook doen.

Historische Context: Niet de Eerste Waarschuwing

Het is belangrijk om te benadrukken dat Meester niet de eerste is die waarschuwt voor de problemen met Aerius/OPS. De commissie Hordijk concludeerde al in 2020 tot de ongeschiktheid van het model voor vergunningverlening. De onzekerheden waren toen al te groot.

De Nieuwe Denktank schreef in 2023 dat het stikstofmodel “een toepassingsbereik heeft: uitkomsten buiten dit toepassingsbereik zijn zo onzeker en zeggen zo weinig over de werkelijkheid dat zij niet als basis kunnen dienen voor de besluitvorming.” Ze spraken van “schijnzekerheid, willekeur en rechtsongelijkheid” en vonden de Nederlandse praktijk “niet getuigen van het zich beter of strikter houden aan Europese natuurwetgeving, maar enkel van een onwetenschappelijke omgang met modeluitkomsten.”

Meester’s rapport voegt hier een diepgaande statistische en filosofische analyse aan toe. Hij laat zien dat het probleem niet alleen praktisch is (het model is onnauwkeurig), maar ook principieel (het model is onverifieerbaar en wordt gebruikt op een manier die niet wetenschappelijk is te rechtvaardigen).

Het Risico van een Nieuwe Toeslagenaffaire

Impliciet—en soms expliciet—waarschuwt Meester voor het risico van een nieuwe toeslagenaffaire. In die affaire werden burgers slachtoffer van een rigide systeem dat blind vertrouwde op computeruitkomsten, zonder ruimte voor nuance of menselijke beoordeling. Fouten in het systeem leidden tot enorme persoonlijke drama’s.

In het stikstofbeleid zien we vergelijkbare patronen: blind vertrouwen in modeluitkomsten, geen mogelijkheid om die uitkomsten te controleren, verstrekkende gevolgen voor individuele burgers en bedrijven, en een systeem dat geen ruimte lijkt te laten voor twijfel of nuance.

Meester’s rapport is een waarschuwing: als we doorgaan op deze weg, creëren we een systeem dat niet alleen onwetenschappelijk is, maar ook onrechtvaardig.

Conclusie: Terug naar de Werkelijkheid

Het rapport van Ronald Meester is een wake-up call. Het laat zien dat het Nederlandse stikstofbeleid is gebouwd op een fundament van schijnzekerheid. We doen alsof we precies weten hoeveel stikstof waar neerslaat, alsof we precies weten wanneer dat schadelijk is, en alsof we op basis daarvan rechtvaardige beslissingen kunnen nemen. Maar die zekerheid is een illusie.

De werkelijkheid is dat we blind modeluitkomsten volgen zonder de mogelijkheid te hebben om te controleren waar we mee bezig zijn. De KDW’s zijn geen harde wetenschappelijke feiten, maar politiek-juridische constructies. Het Aerius/OPS-model is omgeven met enorme onzekerheden en is niet geschikt voor het doel waarvoor het wordt gebruikt. En de wetenschap wordt overvraagd en soms misbruikt om politieke beslissingen te legitimeren.

Meester’s oproep is helder: we moeten terug naar de werkelijkheid. Dat betekent werken vanuit wat we daadwerkelijk kunnen meten en waarnemen. Het betekent accepteren dat we sommige dingen niet met de gewenste precisie kunnen weten. Het betekent politieke moed om beslissingen te nemen onder onzekerheid, in plaats van te verschuilen achter schijnbaar objectieve modeluitkomsten. En het betekent een eerlijk debat over wat we willen bereiken en hoe we dat gaan doen—een debat dat niet wordt gedicteerd door een rekenmodel, maar door onze waarden en prioriteiten.

De stikstofcrisis is complex en er zijn geen makkelijke antwoorden. Maar één ding is zeker: de huidige weg leidt nergens heen. Het wordt tijd voor een fundamentele koerswijziging. Meester’s rapport biedt daarvoor de wetenschappelijke en filosofische basis. Nu is het aan de politiek om die handschoen op te pakken.

Over de auteur van het rapport: Prof. dr. Ronald Meester is hoogleraar Waarschijnlijkheidsrekening aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij publiceert breed over kansrekening, statistiek, het gebruik van wiskundige modellen en de relatie tussen wetenschap en samenleving. Hij treedt regelmatig op als forensisch statistisch expert bij rechtszaken en adviseert verschillende gremia. Recente publicaties zijn onder meer “Van aardbeving tot zoönose – over de inzet van modellen voor beleid” (met Marc Jacobs) en “Kan dat geen toeval zijn – een kritische blik op statistische bewijsvoering” (met Klaas Slooten).

Bronnen:

  • Meester, R. (2025). De illusie van een betrouwbare stikstof-modelwerkelijkheid. Een onderzoek naar de onzekerheden in het wetenschappelijke stikstofdiscours; Aerius/OPS, Kritische Depositiewaardes, Natuurdoelanalyses, en de adviezen van de Ecologische Autoriteit. 17 oktober 2025.
  • Commissie Hordijk (2020). Meer meten, robuuster rekenen. Rapport Rijksoverheid.
  • De Nieuwe Denktank (2023). Uit de stikstofcrisis – verantwoord omgaan met onzekerheid.

Dit artikel is gebaseerd op een grondige analyse van het volledige rapport van Professor Ronald Meester.

Geef een reactie