“De politiek moet leren dansen – 5 levenslessen voor de komende regering” schreef ik op Foodlog.nl (3 oktober 2023). Drie weken voor de tweede kamer verkiezingen een relevant advies.

In december werd ik door Willen Koert geïnterviewd (Modellen grijpen de macht). In januari 2023 kwam mijn reactie op Foodlog online in de serie Wat is een model? Lees op Foodlog de discussie en reacties die volgde, hier het stukje, het stukje met de lange titel “Voor de Foodlog serie “Wat is een model?” schreef ik vorig jaar dit stukje met de prikkelende titel: “Modellen zijn de duivel in het politieke systeem” (gepubliceerd op 31 januari 2023). Het pakt meestal ongelukkig uit als complexe wiskundige modellen gebruikt worden in een politieke en juridische context.” staat ook op dit blog.

Op Foodlog schreef ik op 3 oktober 2023 ook een politiek getint stuk met de titel “De politiek moet leren dansen – 5 levenslessen voor de komende regering” ter voorbereiding van twee stukjes die over droge depositie gaan. Hier de volledige tekst gepubliceerd op Foodlog uit 3 oktober:

De politiek moet leren dansen – 5 levenslessen voor de komende regering

Onze samenleving is een complex systeem dat voor uitdagingen staat die met wetenschap en modellen alleen niet op te lossen zijn. Ze vragen om ‘samen dansen’ in de praktijk, en niet om lineaire, theoretische onderzoeken, zegt Wouter de Heij. Aanleiding zijn de vastgelopen discussies over feit, fantasie en waarheid in het Hollandse polderdebat over stikstof en natuur. Ter inspiratie voor de regering die op 22 november aanstaande wordt gekozen, zet De Heij een aantal gedachten op een rij om harde wetenschap, modelbouw en beleid samen verder te brengen.

In januari schreef ik Modellen zijn de duivel in het politieke systeem. In de laatste alinea van dat artikel schreef ik: “Modellen creëren immers alleen maar een kunstmatige werkelijkheid, die beleidsmakers – via de kunde van de modelleurs – het idee geeft dat ze de werkelijkheid kunnen controleren. Een laatste groot punt van kritiek. Als modellen eenmaal in gebruik zijn – of nog erger, een juridische status krijgen – is het nauwelijks nog mogelijk ze weer uit te schakelen. Ook als er wetenschappelijke signalen zijn dat ze niet voldoen, blijven ze actief. Tientallen wetenschappers hebben hun carrière gebouwd op de ontwikkeling van modellen als OPS.” OPS is het spreidingsmodel voor stikstof dat het RIVM hanteert om op basis van een beperkt aantal feitelijke metingen te berekenen waar emissies heen drijven.

Die duivel kan niet hard genoeg bij naam worden genoemd. Als modellen er met de werkelijkheid vandoor gaan, ontstaat veelal een wetenschappelijke theologie in beleidsvorming en politiek. Dat leidt tot beleid, maatregelen en de allocatie van budget die gespeend zijn van iedere werkelijkheidszin. Vijfentwintig jaar ervaring in organisaties die leven van innovatie en verandering hebben me dat geleerd. Om in een tweede artikel iets zinvols te kunnen zeggen over het hart van de stikstofdiscussie, wil ik eerst een vijftal inzichten delen.

1. We hebben vier breinhoudingen
Whole Brain® Thinking werd ontwikkeld door Ned Herrmann. Hij verdeelde de hersenen in vier kwadranten. Elk kwadrant vertegenwoordigt een ander deel van de hersenen: analytisch (blauw), organisatorisch (groen), relationeel (rood), experimenteel (geel). Hoewel iedereen deze kwadranten heeft, denkt Herrmann dat we allemaal een voorkeursmanier van denken hebben zonder dat we het ons dat zelfs maar realiseren. Onderzoekers hebben vrijwel altijd een blauwe(-groen) denkhouding. Zachte vriendelijke blauwe denkers blijven graag bij de universiteit hangen, worden promovendus en soms professor. De gele-rode profielen worden bijvoorbeeld relatief vaak ondernemer of gaan het management of politiek in. De groene denkers houden van de regelgevende overheid als werkgever. Je vindt ze ook terug bij accountantskantoren.

2. We moeten snappen hoe we beslissen
Cynefin (de Welshe naam voor habitat) is een denkmodel om verschillende besluitvormingscontexten of ‘domeinen’ te kunnen herkennen. Het onderscheidt vier contexten die samen een vijfde produceren: duidelijkingewikkeld (complicated), complex (complex) en chaotisch die samen tot verwarring leiden omdat ze doorgaans gezamenlijk optreden. Het model helpt managers en politici te begrijpen hoe zij situaties waarnemen, hoe anderen dat doen en hoe die waarnemingen en het gedrag dat zij daardoor gaan vertonen zich tot elkaar verhouden. Het Cynefin-raamwerk is gebaseerd op onderzoek naar systeemtheorie, complexiteitstheorie, netwerktheorie en leertheorieën. Het model klinkt misschien wat abstract. De waarde zit in een beter begrip van de kwaliteit van beslissingen zoals bepalende mensen die nemen en hun waarneming van hun eigen oordeel en dat van anderen. Hoe meer iemand begrijpt dat achter een oordeel vele onzekerheden zitten, hoe bescheidener en tegelijk creatiever hij of zij wordt om toch (samen) een zo goed mogelijk besluit te nemen. Het denkmodel is van grote waarde in het beoordelen van het soort systeem en het vinden van de juiste aanvliegroutes.

3. We moeten wetenschap in de trias politica opnemen
Politici die onvoldoende expertkennis hebben en expertise uit verschillende domeinen tegelijk niet inhoudelijk kunnen afwegen, denken dat wetenschappers antwoorden hebben (of zelfs dat Wetenschap ‘de waarheid kent’, terwijl twijfel het wezenskenmerk van wetenschap is). (Overheids)wetenschappers willen maar al te graag aan tafel zitten bij politici om hun kennis te delen. Eigenlijk misschien wel om daardoor ook een beetje onderdeel van die macht te worden. De klassieke scheiding der machten wordt ook wel trias politica genoemd. Dat betekent dat de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht in een land bij verschillende instellingen moeten liggen.

In mijn ogen mist in de klassieke trias politica de noodzakelijke scheiding tussen wetenschappelijke instituten (RIVM, WUR, TNO, Universiteiten) enerzijds en beleidsmakers en politici anderzijds. Ik noem dat voor het gemak daarom maar even Scheiding der Machten 2.0. Politici behoren zelf na te denken (met visie op inhoud dus) over wat wetenschappelijke inzichten betekenen en zelf beleid en kosten leren afwegen. Onderzoekers horen niet al te snel aan tafel te komen in het politieke domein om te vertellen wat zij vinden. Wetenschap vindt immers niets; mensen vinden iets. Wetenschap constateert, mensen beslissen wat ze met dat inzicht willen. Daarom is wetenschap geen substituut voor politiek. Dat zijn we totaal uit het oog verloren. In plaats daarvan politiseren we de wetenschap en horen we met grote regelmaat de woorden ‘de wetenschap zegt …’ in de Kamer. Het RIVM moest de Kamer er aan herinneren dat kennis niet altijd kan worden toegepast zoals de politiek dat wil. Als ze daar toch aan vasthoudt dan komen wetenschappers in de knel. Dat blijkt uit het gelinkte geval, waarin het RIVM de Kamer duidelijk maakte dat de stikstofmodellen van het Instituut alleen voor algemene beleidsbeslissingen nuttig zijn, maar niet voor het bepalen van individuele belasters van het milieu.

4. We moeten fundamenteel onderzoek naar complexe systemen hoger waarderen
De afgelopen 2 decennia is veel bezuinigd op het doen van metingen en het uitvoeren van safe-fail-experimenten in de praktijk. Dit betekent in de praktijk dat er veel te weinig tot zelfs geen herhalingen van onderzoek worden uitgevoerd. Combineer je deze constatering met de tijdsgeest die er van uitgaat dat “computersimulaties alles kunnen”, dan begrijp je dat onze op modellen gebaseerde samenleving de facto gelooft in een vereenvoudigde digitale werkelijkheid op een wankele empirische basis. Stikstofhoogleraar Jan Willem Erisman wijst expliciet naar een tekort aan onderzoeksbudgetten voor de kwaliteit van zijn werk. Wetenschap is voor een belangrijk deel laptop-werk zonder veldwerk geworden. Zonder harde data en echt onderzoek produceert zo’n wetenschap vooral modelfantasieën.

5. We moeten het onderscheid tussen (fundamenteel) onderzoek en (toegepaste) ontwikkeling in ere herstellen
Ervaren ingenieurs ontwerpen gebouwen, fabrieken, bruggen en software die functioneren en blijven staan. In de praktijk is ontwerpen geen taak voor en zelden een ‘kunde’ van onderzoekers. Extremer geformuleerd, goede onderzoekers kunnen zelden ook goed ontwerpen of omgaan met praktijksituaties. De vakgrens overgaan naar de skill “ontwerpen”, en ook met beleid en politiek bezig willen zijn (of andere ingenieurstaken), is een ongelukkige, maar veel voorkomende fout. Goede ontwerpers erkennen dat er zelden lineariteit in hun project zit, terwijl onderzoekers vrijwel altijd een lineair proces aanpak adopteren. Beleidsmakers moeten afwegingen maken op basis van voldoende aan de praktijk geteste modellen waarvan de onzekerheden bekend zijn.

Aan deze lijst zou ik een zesde inzicht kunnen toevoegen. De journalistiek – en met name die in Nederland – behandelt technische (natuurkundige en chemische) onderwerpen grotendeels kwalitatief. In wat nu populair mainstream media wordt genoemd ontbreekt voldoende beta-inzicht en gevoel voor getallen onder journalisten. De beeldvorming die de pers onder het publiek en in de politiek creëert raakt daardoor los van werkelijkheid, met alle gevolgen op het gedrag van kiezers, Kamervragen en de beantwoording daarvan en het stemgedrag van politici van dien.

Voorbeelden van domeinen waar een wetenschappelijke theologie is ontstaan of nog bestaat:

  • Covid en het beleid van afstand houden en ‘iedereen’ een prik, alternatieve hypotheses ‘bestonden niet’: enkele jaren later is er wel aandacht voor ventilatie en het belang van gezonde lucht.
  • Stikstof(depositie) en de relatie met de kwaliteit van de natuur: een model is tot waarheid in beleid en vergunningverlening verheven. En dat terwijl beleid gericht op emissiereductie en afstand houden rationeel is en verder geen ingewikkelde depositieberekeningen vergt.
  • Voeding en gezondheidsonderzoek (en specifiek epidemiologie): hoe meer we weten, hoe meer we erachter komen dat ook dit een complex systeem is, en we daardoor eigenlijk weinig weten. We hebben lang gedacht dat vet slecht was (het westen werd immers dikker), en nu weten we dat we vooral ook voorzichtig met koolhydraten moeten zijn. 
  • Klimaat(wetenschap) en klimaatbeleid: onder de dwang van CO2-reductie worden slechte maatregelen wel (houtstook in bio-centrales), maar juist goede maatregelen op dit moment in Nederland niet genomen. Denk bij het laatste aan de bouw van twee tot drie kerncentrales.

Hoe kan het beter?

Wetenschappers hebben al moeite om onderscheid te maken tussen wat ze waarnemen en wat hun interpretatie daarvan is. Daarom mogen we van politici niet verwachten dat ze het verschil tussen feiten en theorie die nog bewezen moet worden voldoende kunnen doorgronden. Toch moeten ze besluiten nemen. We kunnen we als maatschappij niet wachten op antwoorden die misschien pas na tientallen jaren onderzoek gegeven kunnen worden. Dat hoeft ook niet.

De mensheid heeft altijd op basis van gezond verstand gefunctioneerd. Zelfs zure regen is nog niet zo heel lang geleden pragmatisch en zonder geruzie over de uitkomsten van bronemissies en depositie-modellen aangepakt; en met succes. Om gezond verstand toe te passen geldt een aantal algemene adviezen:

  • Creëer teams die divers zijn in termen van hersenkleuren en laat ze bestaan uit ervaren senioren uit de praktijk. Wat je nu ziet is dat de meeste complexe problemen opgelost moeten worden door de blauw-groene geesten onder ons (meestal in een monodisciplinair team) en iets te vaak met junioren die ‘nog in de leer’ zijn. Dat werkt niet. De inhoud bij dit soort projecten moet centraal staan en niet het managementproces. De ‘gele’ leiders tezamen met empathische ‘rode’ participanten zorgen voor de beweging. Ik noem dat ‘samen dansen’. Het is itereren in de praktijk.
  • Gebruik vooral boerenverstand, ervaring en bierviltjes. Hoe dieper je in de details van een vakgebied gaat hoe groter de kans is dat ‘het niet gaat lukken’. Daarom is specialistische academische expertise zelden nuttig voor besluitvorming. Diepe feitenkennis hindert eerder. Academische experts hebben ook weinig te zoeken in ontwerpteams. Datzelfde geldt voor procesmanagers en juristen. Ontwerpen is een zaak voor ingenieurs. Als die slecht werk doen kunnen en belangrijke details over het hoofd zien, kunnen ze die in een kritisch rondje benoemen waarna het spel weer opnieuw begint.
  • Erken eerst dat het systeem complex is en dus niet te overzien als geheel van oorzaken en effecten. Dat doe je door deeloplossingen in de praktijk te implementeren. Kortom je gaat eerst ervaren of een mogelijke oplossing ook daadwerkelijk effect heeft in een real life situatie. Dit doe je door experimenten uit te voeren die groot genoeg zijn om ook potentieel ‘iets’ te kunnen meten, maar niet zo groot dat er blijvende schade kan ontstaan aan het systeem. Fail-safe dus.
  • Accepteer dat elke grote uitdaging of probleem geen eenvoudige grote oplossing heeft. Een complex systeem heeft gewoonweg alleen maar (heel veel) deeloplossingen. Het evalueren van deze deeloplossingen doe je in de praktijk (veilig falen), en we (de politiek en de samenleving) moet accepteren dat het dan ook af en toe mis gaat. Dat geeft niet, het hoort bij het leren. De moderne term die voor zo’n manier van werken wordt gebruikt is ‘fieldlabs’. 

Het bovenstaande is een korte weergave van de lessen die het leven me leerde. In Delft leerde ik dat ontwerpprocessen opgelost moeten worden met een ontwerpmethode die begint met een doelstelling (pakket van eisen, wanneer is goed goed, wanneer is klaar klaar). Die methode gaat echter net iets te vaak uit van reductionistische systemen (het Eenvoudige kwadrant in de Cynefin-aanpak) terwijl de meeste sociaal-biologische systemen in het complexe domein zitten. Daarom is een Delftse aanpak ongeschikt in het geval van het stikstofdossier. In Wageningen leerde ik de school van de praktijkcentra – fieldlabs – kennen in de jaren ’90. Die praktijk is inmiddels vrijwel afgebroken. Alleen startups en slimme bedrijven doen er nog aan: leren door te doen en bij te sturen in de praktijk. We zullen een combinatie moeten gaan maken van Modern-Delft x Oud-Wageningen willen we de grote maatschappelijke opgaven effectief kunnen aanpakken.

Wouter van Dieren (Club van Rome) met Ad Verbrugge (De Nieuwe Wereld) over manifestatie van Extinction Rebellion (XR): “Extinction Rebellion houdt een illusie in stand” en zijn open brief naar XR (“Reality Blindness”).

Wouter van Dieren is een van de eerste milieu deskundigen (toen zou je zeggen activisten) van Nederland. Betrokken bij de Club van Rome en nu met zijn 82 jaar nog steeds een zeer zeer wijs man te noemen die de breedte van het onderwerp milieu (en klimaat en grondstoffen) goed kan duiden. Met plezier deel ik daarom dit gesprek met Ad Verbrugge (De Nieuwe Wereld) vandaag op mijn blogje, wil jullie ook verzoeken zijn brief richting Extinction Rebellion eens goed te lezen.

De EX aanhang bedoelt het goed, daar twijfel ik niet aan, niemand wil immers dat we de ‘aarde verpesten’, maar hun boodschap is te simpel, en oplossingen hebben ze al helemaal niet. Het energie-systeem moet gaan over de trias energetica zoals Jurgen Tiekstra in gesprek met Hans van Cleef, voormalig medewerker ABN Amro, duidelijk naar voren komt (zie YouTube onderaan deze pagina).

I) Duurzaamheid kan niet lost getrokken worden van II) veerkracht/betrouwbaarheid, III) betaalbaarheid/kosten. De balans in Europa is een beetje zoek.

Zelf schreef ik recent ook over het energiesysteem (zie ook MIDDEN).

Op 15 september is er weer een manifestatie van Extinction Rebellion bij de A12 in Den Haag.

De boodschap gaat daar over het stopzetten van de subsidies aan de fossil fuel industry (FFI) en over klimaatrechtvaardigheid. Mij werd gevraagd om de demonstratie met een toespraak af te sluiten, in mijn hoedanigheid als grondlegger van de milieubeweging en als Club of Rome-icoon. Ik ga dat niet doen. En hier zijn de redenen.

Ooit ontwierpen wij met vroege milieu-collega’s (1970 – 1980) het eerste logo voor milieubewust inkopen, der Grüne Punkt in Duitsland. In Engeland verscheen in die jaren The Green Consumer Guide, met een honderdtal eenvoudige adviezen, zoals groene zeep in plaats van synthetische wasmiddelen, biologisch brood en scharrelvlees. Al gauw stuitten we op de vraag voor de z.g. systeemgrenzen. Waar begint en eindigt het groene gedrag? Pas veel later kwamen de fossiele brandstoffen in beeld, met de FFI als de grote schuldige. Stap over van olie, gas en steenkool naar elektriciteit en waterstof, en de wereld wordt gered van de ondergang.

Die idee is een luchtspiegeling. De hele wereldeconomie is een verbrandingsmotor. Die begon met James Watt rond 1763, met steenkool en bruinkool, en daarna met olie en gas, en recent uranium.Deze machine heeft ons de moderniteit gegeven, waardoor de welvaart is geëxplodeerd. Honger werd grotendeels uitgebannen, ook armoede, ziekte, onwetendheid en dakloosheid.

De zondebok voor de klimaatcrisis vind je dus achter onze eigen voordeur, iedereen heeft voordelen van deze welvaartsgroei ontvangen, ondanks de schaduwzijde ervan. Tot voor kort wisten wij niet dat de moderniteit zou struikelen over de temperatuurstijging. Zelfs in ons Club van Rome-rapport van 1972 wordt er niet over geschreven.

Om deze fossiele wereldmachine te stoppen heb je kamikaze politici nodig, en die kijken wel uit. Zo’n 90% van de wereldbevolking is pas halverwege de moderniteit, en die verwachten geen rem maar een gaspedaal. Hun toekomst gaat over behuizing, voeding en mobiliteit en de FFI is de leverancier.

In zijn recente TED-toespraak roept Al Gore op om de FFI per omgaande te verbieden met de belofte dat Global Warming dan op korte termijn zal stoppen. Dat is een grove misleiding. De hoeveelheid CO2 die al in de lucht hangt wordt er niet mee geraakt, en de methoden om deze z.g. Heritage Gases wel te verminderen staan nog in de steigers of benodigen vele decennia om effectief te zijn. En Al Gore geeft geen handleiding om langs legale weg de fossiele machine te verbieden, waarschijnlijk omdat die niet bestaat.

Toen de Grüne Punkt mislukte zijn we gaan zoeken naar de systeemgrenzen, om te concluderen dat die er niet zijn, omdat de complete economie met die machine wordt aangedreven. Er staat niet één product in de schappen zonder een grote of kleinere CO2 voetafdruk. De containerschepen van en naar China, vol met (elektrische) auto’s, de wereldwijde graanhandel, en andere bulkvoeding, de luchtvaart, het verkeer, de behuizing, waar niet.

Is de snelweg een subsidie op het fossiele (vracht) verkeer? Zijn de duizenden fiscaliteiten die het voedsel goedkoper moeten maken foute subsidies of gewoon goed bestuur om de honger uit te bannen? Waarom is de politiek bijgesprongen toen de huisverwarming de laatste jaren onbetaalbaar werd?

De verwachting dat deze wereldmachine op korte termijn ook op waterstof, wind en zon kan draaien is eveneens een illusie. Daartoe zijn enkele honderden speciale grondstoffen nodig, die er geologisch wellicht wel zijn, maar niet economisch en politiek.

De voorraden bestaan steeds meer uit arme ertsen, die per eenheid een veelvoud aan energie -en dus geld- kosten om te winnen en te raffineren.

De bodem is in zicht, behalve als roekeloze avonturiers nu ook de laatste voorraden uit de diepzee gaan halen met desastreuze effecten op de atmosferische, stabiliserende functies van de oceaan. Er bestaat geen groene groei, alles heeft een prijs. Sinds kort weten we dat de windparken op zee de radar van de walvis destabiliseren. Deze dieren zijn de top van de zilte voedselketen, en als zij uitsterven gaat daarmee die hele keten ten onder, en daarmee de stabiliserende klimaatfunctie van de oceaan.

In Zuid Oost Azië is sinds kort een regionale Bob Dylan opgestaan die zingt over klimaat rechtvaardigheid, waarmee hij nu alle hitlijsten aanvoert. Zijn noodkreet gaat over de Mekong Delta die zal verdwijnen door de zeespiegelstijging en over de welvaartsachterstand in de regio.

De Extinction Rebellen vrezen de toekomst, en ze hebben verdriet. Gevraagd naar hun antwoorden kreeg ik een lijstje met eisen. De luchtvaart moet worden verboden, of elektrisch gaan vliegen. Onnodige reizen worden verboden. De intensieve landbouw wordt verboden. De staalindustrie moet stoppen (voortaan alleen oud ijzer recyclen), en de chemie moet verdwijnen.

Dit zijn geen oplossingen, maar uitnodigingen tot conflict.

Men rechtvaardigt dit conflict door te wijzen op een opkomst van 30.000 rebellen, en de opiniepeilingen die wijzen op een grote meerderheid die het klimaat wil redden. Dat lijkt heel wat, maar die peilingen zeggen niet veel, want ieder mens is daar vóór, zoals men ook voor vrede is, of tegen honger.

Het grote publiek wil geen blokkades op de snelweg, en ook geen deelauto’s of elektrische auto’s. De z.g. Externe Effecten zijn een schandvlek in de economische theorie en door wat True Price heet, kun je die kosten verdisconteren in alle bekende economische handelingen. Daarvoor wordt al een halve eeuw gepleit, en er zit geen schot in, omdat de consequenties een aardverschuiving betekenen voor de uitgaven van de consument en de burger, en ook dat kan de politicus zich niet permitteren. Zelfs de evidente systeemfout waarmee de politiek de luchtvaart niet belast met True Price, en dus subsidieert, wordt al decennia niet gecorrigeerd, om dezelfde redenen.

Wanhoop bedient zich van tegenstrijdigheden, dat is niets nieuws. Ontoereikende analyses zijn dat evenmin. Maar de weerslag van deze ongerijmdheden zal zich vertalen in politieke tegenkrachten die het klimaat niet ten goede zullen komen.

Is er dan geen realistische uitweg?

De wereld staat in de fik, dus bellen we de brandweer. Er bestaan inmiddels enkele tientallen methoden om de hitte af te wenden, door witte wolken te maken en de oceaan te restaureren. En vooral de uitweg van meer kennis. Die is dun gezaaid en ontoereikend, binnen de universiteiten, de industrie en de NGO’s. Wij noemen het effect ervan Reality Blindness. Historische kennis moet voorop staan, want daar kom je de geschiedenis tegen van de macht, de rebellie, de vrijheid, de dictatuur en de intolerantie. En de lessen daaruit zijn niet mals.

Dr. J. Wouter van Dieren, Director INIS VITRIN, Crystal Island / Member, Club of Rome / Member, World Academy of Art and Science

Sybe Schaap (VVD) in het zonnetje gezet. Luister naar deze twee geweldige gesprekken met deze oud senator en hoogleraar filosofie bij De Nieuwe Wereld. “Terug naar de inhoud” en geen regeerakkoord maar een dun pamflet wat hem betreft.

Al tien jaar heb ik niemand meer “in het zonnetje” gezet, althans niet op dit blogje van me **. Ik probeer wel in de praktijk de vele toppers waar ik mee mag samenwerken in het zonnetje te zetten. Dit keer zet ik een persoon in het zonnetje die ik helemaal niet persoonlijk niet ken: Sybe Schaap (oud senator VVD). Zijn gesprek begin dit jaar ging over ‘de inhoud’ en dit keer gaat het over ‘het maatschappelijk belang’.

Ik ben het met hem eens dat er geen uitgebreid regeerakkoord moet komen. “Een dun pamflet met een duidelijke opdracht is meer dan voldoende”, wat hem betreft. De tweede kamer moet weer debatteren over de inhoud met argumenten wat hem betreft. Zijn opmerkingen over ‘oordelen’ doe je pas na het debat of gesprek is zijn stelling. “Alles moet een beetje gisten voordat je tot een reflectie of oordeel komt.”

Zijn opmerking over Timmermans (die in Brussel riep 30% biologisch), is uiteraard spot-on. Idem zijn uitspraak dat we een zeer zeer professionele land en tuinbouw moeten wensen (in Nederland) en dat er nu een verlamming is door natuurbeleid en stikstof-beleid. De wet moet gewoon veranderen wat hem betreft (eens!). Ben ik dan een 100% fan? Nee zijn opmerking over genetische modificatie deel ik niet, en ook zijn vertrouwen in de creativiteit/toegevoegde waarde van ‘overheidsinstituten’ deel ik niet.

** Al zou ik anno 2023 Jan Rotmans niet meer in het zonnetje zetten.

Ik kan het niet laten om ook het gesprek met mijzelf 🙂 van begin dit jaar nog even onder de aandacht te brengen. In dat gesprek beargumenteerde ik dat er een structurele onkunde is, en dat we vooral meer moeten gaan dansen in de praktijk. Dat er dan soms wat mis gaat klopt, maar de beweging (het #doen) brengt ons uiteindelijk wel vooruit.

Nederland heeft ook in de toekomst een goed werkend Energiesysteem nodig. Een Energiesysteem dat betaalbaar moet blijven, maar ook duurzaam en robuust (veerkrachtig). Dit is Hoofdstuk 1 voor het Verkiezingsprogramma 2023 van MIDDEN – de Partij van en voor ons Allemaal.

MIDDEN is een nieuwe maar ook virtuele politieke partij. MIDDEN is een partij die niet zal bestaat maar wel met ideeën uit de samenleving en vooral op basis van (rationele) inhoud en visie impact probeert te maken en te inspireren. MIDDEN staat voor de voortgang van Nederland. MIDDEN staat voor innovatie, voor werkgelegenheid en welvaart. MIDDEN is een beetje liberaal, maar soms ook conservatief en vooral altijd sociaal en eerlijk. MIDDEN is inhoudelijk en rationeel.

MIDDEN wenst een beleid te (gaan) ontwikkelen dat ook uitgevoerd kan worden en waarbij de kosten en baten altijd ‘kloppen’. Wij zijn allemaal immers vrijwel allemaal het MIDDEN van Nederland, wij betalen belasting en wensen een mooie en duurzame samenleving te bouwen.

MIDDEN schrijft in de komende tijd ook een verkiezingsprogramma ter inspiratie voor alle andere politieke partijen van Nederland. We starten met Energie, maar hoofdstukken over Wonen, Economie (en Industrie), Onderwijs en Innovatie, en andere onderwerpen zullen volgen in de komende drie maanden. Heb je vragen of suggesties? Zet ze hieronder of stuur een e-mail.

Hoofdstuk 1 – Een Robuust en Duurzaam Energiesysteem (v0)

  • MIDDEN wenst dat in heel Nederland het elektriciteitssysteem robuust en betaalbaar blijft voor alle burgers en bedrijven. Het technische systeem mag niet leiden tot ‘black-outs’ en de kosten voor alle burgers moeten tot een reëel plafond per huishouden betaalbaar blijven ook voor lagere en middeninkomens. 
  • MIDDEN vindt dat de kosten voor de verdere vergroening van het energiesysteem goed en eerlijk en vooral beter verdeeld moeten worden over staat, bedrijven en burgers en dus niet te eenzijdig bij burgers mag komen te liggen. Den Haag moet ook weer meer regie krijgen over dit ontwerp en de ontwikkeling van het energiesysteem (deze ontwikkelingen zijn nu te veel gedecentraliseerd bij provincies en gemeentes) en stikstofwetgeving of andere wetgeving mag daarbij de bouw niet blokkeren.
  • MIDDEN is van mening dat het goed is om Nederland op langere termijn veel minder afhankelijk te maken zijn van aardolieproducten, steenkolen en aardgas. Klimaatverandering is daarbij niet het primaire argument, maar wel de grillige geopolitieke situatie wordt als belangrijk argument gebruikt door MIDDEN. MIDDEN wil echter niet dat Nederland automatisch en volledig “van het gas afgaat”. De complexiteit van het systeem is te groot om dit soort eenvoudige uitspraken te doen. MIDDEN wil zo snel mogelijk onderzoeken of het niet verstandig is om lange termijn gascontracten aan te gaan met bevriende naties; dit geeft rust. 
  • MIDDEN is geen voorstander van de grootzalige inzet van waterstof in huishoudens en woonwijken. De (zware) industrie is wel geheel vrij om waterstof in te gaan zetten ter vervanging van fossiele brandstoffen mits dit veilig voor de directe omgeving is. 
  • MIDDEN blijft huishoudens steunen die hun woning willen isoleren, die vrijwillig een warmtepomp willen installeren en/of die zonnepalen op hun woningen willen plaatsen. MIDDEN wenst ook te onderzoeken wat de rol van energieopslagsystemen thuis (of in de straat of wijk) kunnen gaan betekenen voor de robuustheid van het hele systeem en onderzoekt ook de toekomstige kosten voor de huishoudens. Huishoudens moeten ook in de toekomst met acceptabele maandlasten voor energie in een duurzaam huis kunnen leven en bij voorkeur onafhankelijker worden van de grote  energiemaatschappijen.
  • MIDDEN is tegen het heropenen van de gasvelden in Groningen. Mocht echter in geval van nood er toch gas uit Groningen opgepompt moeten worden, dan zal een substantieel gedeelte van de inkomsten ter compensatie worden gegeven aan die provincie die ook de (potentiële) schade of hinder daarvan ondervindt.  
  • Import van gas uit bevriende naties of oppompen van gas uit velden in de Noordzee blijft mogelijk waarbij de huidige gasbuffers als strategische infrastructuur en voorraad wordt aangemerkt (zomer-winter). Ook wenst MIDDEN dat er voldoende onderhoud uitgevoerd blijft aan het hele bestaande gasnetwerk zodat deze toekomst bestendig blijft. Een uitbreiding van het gasnetwerk wordt niet uitgesloten.
  • MIDDEN wenst dat er versneld geïnvesteerd wordt in het elektriciteitsnetwerk van Nederland. Het netwerk mag geen belemmering zijn voor de uitbreiding van het duurzame elektriciteitsaanbod. Het netwerk mag ook geen belemmering zijn voor het verder elektrificeren van de industrie en huishoudens. Het netwerk dient daarom naar een situatie van overcapaciteit ontwikkelt te worden.  De netwerk bedrijven zullen ook gemotiveerd worden om actief opslagcapaciteit van elektriciteit te gaan realiseren. Versnelling van uitrol van PV en wind productiecapaciteit kan alleen plaatsvinden als de netwerk infrastructuur op orde is.
  • MIDDEN is een tegenstander van de inzet van biobrandstoffen die geteeld worden op landbouwgebieden (eerste generatie). MIDDEN is voorzichtig met de inzet van hout uit productiebossen en tegen de inzet van hout uit natuurlijke bossen als brandstof van elektriciteitscentrales. Reststromen van de agro-food sector kunnen eventueel ingezet worden als co-vergistingsmaterialen. MIDDEN is geen principieel tegenstander van inzet van biobrandstoffen van de tweede generatie, maar verwacht weinig toegevoegde waarde.
  • MIDDEN vindt dat er per direct een staatsbedrijf gestart moet worden dat als doel heeft om binnen tien jaar een of meerdere kerncentrales te gaan exploiteren. Deze staats-centrales worden verspreid over Nederland. Deze kerncentrales en moderne gasgestookte elektriciteitscentrales dienen als back-up en basisvoorziening te blijven bestaan om de grilligheid van PV en wind productie te compenseren. Mogelijke plekken voor kerncentrales zijn a) Borsele, b) nabij Lelystad, c) nabij Geleen, randvoorwaarde is dat er ook op termijn voldoende koelwater beschikbaar is. Het is vooralsnog niet logisch om micro kerncentrales verspreid over Nederland te gaan installeren.
  • MIDDEN vindt dat we voorzichtiger moeten zijn met het aanwijzen van nieuwe windmolenparken op het land. Oude (afgeschreven) windmolens op land dienen eerste vervangen te worden. MIDDEN vindt tevens dat (landbouw)grond niet ingezet mag worden voor de bouw van nieuwe zonneparken. Alle daken van huizen, kantoren en overige gebouwen en boven parkeerplaatsen worden wel aangewezen voor de installatie van extra PV-capaciteit. 
  • Midden vindt dat bedrijven verplicht moeten worden om bij nieuwbouw te investeren in PV op hun dak. MIDDEN steunt de verdere investeringen in de grote windparken op zee; wel wordt kritischer gekeken naar de overheidssubsidie voor deze windparken op zee. 
  • MIDDEN vindt dat net als de boeren ook dat de (maak en zware) industrie in Nederland haar plek moet kunnen blijven hebben (wellicht als vorm van industriebeleid). Deze industrieën moeten wel versneld gaan verschonen waarbij nadrukkelijk hun emissies naar lucht, bodem en water gereduceerd moet worden. Hierbij kan waterstof en elektriciteit een rol spelen mits de leiding van deze projecten bij de industrie ligt. MIDDEN is bereid om te ondersteunen met kennis en middelen.
  • MIDDEN is geen tegenstander van CCS en steunt de aanleg van de eerste grootschalige projecten op zee of bij de kust.  

De complexe relatie tussen voedselbewerking, duurzaamheid en gezondheid : Een korte analyse van de NOVA-classificatie en haar kritieken met enkele voordelen en grote nadelen. Een negatief advies voor inzet bij beleid en communicatie wat mij betreft.

De NOVA-classificatie is een opkomend systeem dat voedsel indeelt op basis van de mate van bewerking. Het heeft de afgelopen jaren veel aandacht gekregen in wetenschappelijke en voedingskringen. Voorstanders prijzen de NOVA-classificatie omdat het inzicht biedt in de voedselbewerking en de potentiële gezondheidseffecten van verschillende voedingsmiddelen (wat generiek niet zo is in mijn ogen). Het systeem heeft daarom ook kritiek gekregen vanwege de beperkingen en mogelijke negatieve gevolgen van deze classificatie. Hier een blog met voor en nadelen, maar eerst “wat is NOVA?” nu eigenlijk?

Inleiding, wat is de NOVA-classificatie?

De NOVA-classificatie, ontwikkeld door de Universiteit van Sao Paulo, deelt voedingsmiddelen in op basis van hun bewerkingsgraad. Het classificeert voedingsmiddelen in vier groepen op basis van de mate van bewerking. De classificatie houdt voornamelijk rekening met het toevoegen van ingrediënten aan voedingsmiddelen. Hier zijn de vier groepen (Hier ook de toelichting in het Engels):

  1. Onbewerkte of minimaal bewerkte voedingsmiddelen:
    Dit zijn voedingsmiddelen die direct afkomstig zijn van planten of dieren. Ze kunnen licht bewerkt zijn door bijvoorbeeld malen, drogen, fermenteren, pasteuriseren, koelen of invriezen. Er worden geen oliën, vetten, zout, suikers of andere ingrediënten aan toegevoegd. Voorbeelden zijn groenten, fruit, aardappelen, onbewerkt vlees, eieren, melk en yoghurt zonder toevoegingen.
  2. Bewerkte culinaire ingrediënten:
    Dit zijn ingrediënten zoals oliën, vetten, zout, suiker, honing, kokosvet en boter die vaak worden gebruikt in combinatie met voedingsmiddelen uit groep 1.
  3. Bewerkte voedingsmiddelen:
    Dit zijn producten die industrieel zijn bereid met behulp van zout, suiker, olie of andere ingrediënten uit groep 2 om de voedingsmiddelen te conserveren of meer smaak te geven. Deze voedingsmiddelen bestaan meestal uit twee of drie ingrediënten en kunnen nog steeds herkenbaar zijn als varianten van het oorspronkelijke voedingsmiddel. Voorbeelden zijn ingeblikte groenten of fruit, tomatenextracten, versbereid brood, kaas, fruit in siroop, gezouten of gerookt vlees of vis, gezouten noten en gefermenteerde alcoholische dranken.
  4. Ultra-bewerkte voedingsmiddelen:
    Dit zijn industrieel bereide voedingsmiddelen die grotendeels of geheel bestaan uit bewerkte voedselcomponenten, zoals oliën, vetten, suiker, zetmeel, eiwitten, en/of gesynthetiseerde stoffen uit laboratoria, zoals smaakversterkers, kleurstoffen en voedseladditieven. Industriële technieken zoals extrusie, persen en bakken worden hiervoor gebruikt. Voorbeelden zijn chips, koekjes, ijs, ontbijtgranen, chocolade, frisdranken, gezoete yoghurt, pizza, hamburgers, hotdogs en babyvoeding.

De NOVA-classificatie heeft  vanuit het veld veel kritiek gekregen vanwege het feit dat het zich uitsluitend richt op de classificatie van voedingsmiddelen op basis van “bewerking”, zonder rekening te houden met hun voedingswaarde en gezondheidseffecten. Dit heeft geleid tot tegenstrijdigheden met de algemene voedingsadviezen (waar ook best kritiek op te geven valt, lees hier over Softpaleo). Een opvallend voorbeeld is de aanbeveling van NOVA om de consumptie van voedingsmiddelen uit groep 3 te verminderen, terwijl veel van deze voedingsmiddelen, zoals volkorenbrood, ingeblikt groente en fruit, en kaas, juist passen binnen een gezond voedingspatroon en worden aanbevolen in de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Dit laatste systeem is overigens ook niet ‘perfect’ en daarom praat ik liever over Richtlijnen Goede Voeding 2025 (aka Softpaleo, ooit mede opgezet met Ralph Moorman).

Een ander dubieus gevolg van de NOVA-classificatie is dat verrijkte voedingsmiddelen en zuigelingenvoeding worden ingedeeld in NOVA 4, wat impliceert dat ze “ultrabewerkt” zijn en daarmee “ongezond”. Hierdoor vallen deze producten in dezelfde categorie als hotdogs, hamburgers en koekjes. Dit is verwarrend  omdat zuigelingenvoeding essentiële voedingsstoffen biedt voor een kwetsbare doelgroep. Het ontbreken van een beoordeling op basis van voedingswaarde en gezondheidseffecten in de NOVA-classificatie draagt bij aan deze verwarring. Een zelfde kritiek kan gegeven voor worden moderne vleesvervangers en zuivel-analogen, deze zijn volgens NOVA ook ultrabewerkt, maar voldoen wel sterk in een behoefte om duurzamer te kunnen consumeren en minder dierlijk eiwit.

Het is duidelijk dat de NOVA-classificatie tekortschiet in het meenemen van belangrijke aspecten zoals voedingswaarde, de duurzaamheidswaarde en gezondheidseffecten bij het classificeren van voedingsmiddelen. Dit beperkt de bruikbaarheid en betrouwbaarheid ervan als richtlijn voor gezonde voedingskeuzes en in communicatie naar consumenten sterk. Het is essentieel om een holistischer benadering te hanteren die rekening houdt met zowel de mate van bewerking als de voedingswaarde en gezondheidseffecten als duurzaamheidseffecten, om consumenten correcte en betrouwbare informatie te bieden bij het maken van voedingskeuzes. Een niet eenvoudige opgave.

Vier voor- en nadelen van de NOVA-classificatie op een rijtje

Hoewel de NOVA-classificatie op het eerste gezicht lijkt te leiden tot een onderscheid tussen gezonde en ongezonde producten, is er dus ook veel kritiek op de classificatie. De belangrijkste kritiek is dat de classificatie alleen rekening houdt met de mate van bewerking en geen rekening houdt met de voedingswaarde, duurzaamheid en gezondheidseffecten van voedingsmiddelen. Hieronder vier voordelen en nadelen van NOVA nader uitgewerkt.

Voordeel 1: Inzicht in voedselbewerking en voedingswaarde

Een van de belangrijkste voordelen van de NOVA-classificatie is het bieden van inzicht in de mate van bewerking van voedingsmiddelen. Het helpt consumenten en gezondheidsprofessionals om bewuste keuzes te maken en de consumptie van sterk bewerkte voedingsmiddelen te beperken.  Een relatie waar we maar zeer weinig van weten. Bovendien stelt het classificatiesysteem onderzoekers in staat om de relatie tussen voedselbewerking en gezondheidsresultaten verder te bestuderen. Door de voedingswaarde en de samenstelling van voedingsmiddelen te analyseren, kan de NOVA-classificatie bijdragen aan een beter begrip van de mogelijke gevolgen van voedselbewerking op de gezondheid. Hiermee heeft NOVA een kans om ingezet te worden in fundamenteel onderzoek rondom voeding en gezondheid.

Voordeel 2: Richtlijnen voor voedingsbeleid en -interventies

Een ander voordeel van de NOVA-classificatie is het potentieel om te dienen als basis voor voedingsbeleid en -interventies. Het classificatiesysteem kan bijdragen aan de ontwikkeling van richtlijnen die gericht zijn op het verminderen van de consumptie van sterk bewerkte voedingsmiddelen en het bevorderen van een gezonder voedingspatroon. Door het identificeren van de voedselcategorieën die het meest bijdragen aan ongezonde voedingspatronen, kunnen beleidsmakers gerichte maatregelen nemen om de volksgezondheid te verbeteren. Vooralsnog is dit voordeel ook tegelijkertijd een nadeel, gezonde voeding gaat immers over voedingspatronen en niet over producten.

Nadeel 1: Complexiteit en subjectiviteit van classificatie

Een van de belangrijkste nadelen van de NOVA-classificatie is de complexiteit en subjectiviteit ervan. Het classificeren van voedingsmiddelen op basis van bewerkingsniveaus is een uitdagende taak, omdat verschillende factoren in overweging moeten worden genomen. Bovendien kunnen sommige voedingsmiddelen ambigu zijn in termen van classificatie. Dit kan leiden tot inconsistenties en verschillende interpretaties van de classificatie, wat de betrouwbaarheid en bruikbaarheid ervan kan beïnvloeden. Hierboven zijn de voorbeelden genoemd inclusief vleesvervangers, babyvoeding en bakkerijproducten. De kans dat NOVA in communicatie richting consumenten gebruikt kan worden is derhalve laag.

Nadeel 2: Gebrek aan onderscheid in voedingskwaliteit

Een ander kritiekpunt op de NOVA-classificatie is het gebrek aan onderscheid in voedingskwaliteit binnen dezelfde bewerkingscategorieën. Voedingsmiddelen die als “ultrabewerkt” worden geclassificeerd, kunnen aanzienlijk variëren in termen van voedingsstoffen en ingrediënten. Sommige ultrabewerkte voedingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld veel toegevoegde suikers en ongezonde vetten bevatten, terwijl andere juist een meer gebalanceerde voedingswaarde kunnen hebben. Het gebrek aan differentiatie in voedingskwaliteit binnen dezelfde categorie kan consumenten in verwarring brengen en hun vermogen om gezonde keuzes te maken belemmeren.

Conclusie: een negatief advies voor beleid en communicatie.

De NOVA-classificatie heeft zowel voor- als nadelen bij het classificeren van voedingsmiddelen op basis van bewerkingsniveaus. Het biedt inzicht in voedselbewerking en kan dienen als basis voor voedingsbeleid en -interventies. Aan de andere kant is de classificatie veel complex en ook nog eens subjectief, en kan het gebrek aan differentiatie in voedingskwaliteit binnen dezelfde categorieën problematisch zijn. 

Het is belangrijk om deze voor- en nadelen in overweging te nemen bij het gebruik van de NOVA-classificatie als richtlijn voor gezonde voedingskeuzes en beleidsvorming. Vooralsnog is een negatief advies te geven rondom de inzet van NOVA-classificatie voor beleid en communicatie doeleinden wat mij betreft. Eventueel is verder fundamenteel onderzoek nodig om de validiteit en bruikbaarheid van dit classificatiesysteem te verfijnen en te verbeteren. Maar ondertussen lijft grote twijfel vooralsnog hebben.

Artikel I – Het Boeren-Probleem (of uitdaging): Het Verkennen van Oligopsonie en Beleidsoplossingen voor Boeren. Een algemene inleiding op de wereldwijde uitdagingen waarmee alle boeren worden geconfronteerd, gebaseerd op een economische theorie die slechts door enkele economen bekend is.

Inleiding

Het Boeren-Probleem (ook wel netjes “De Problematiek van de Landbouw” genoemd), wordt gekenmerkt door de uitdagingen waarmee boeren worden geconfronteerd in oligopsonistische markten, en vereist de aandacht en actie van beleidsmakers, boeren (organisaties) en de hele keten. Om de vitaliteit en duurzaamheid van de landbouwsector te waarborgen, is het essentieel om effectieve beleidsoplossingen te implementeren die de onderliggende problemen van boeren aanpakken. Dit artikel dient als een gids en biedt beleidsmakers in het agri-food waardevolle inzichten en aanbevelingen over hoe de “Problematiek van de Landbouw” kan worden aangepakt in de praktijk. Door de dieperliggende oorzaken te begrijpen, succesvolle casestudies te onderzoeken en op bewijs gebaseerd beleid te implementeren, kunnen beleidsmakers een ondersteunende omgeving creëren die boeren ondersteunt en een eerlijke en competitieve landbouwsector bevordert.

I. Het Begrijpen van de Boeren Probleem: Marktdynamiek en Uitdagingen

Om effectieve beleidsoplossingen te ontwikkelen, is het cruciaal om een grondig begrip te hebben van het Boeren-Probleem en de implicaties ervan voor boeren wereldwijd en dus ook in Nederland. Deze sectie geeft een overzicht van de marktdynamiek die bijdraagt aan de Problematiek van de Landbouw, waaronder oligopsonistische structuren, prijsvolatiliteit, oneerlijke handelspraktijken en informatie-asymmetrie. Ook wordt ingegaan op de specifieke uitdagingen waarmee boeren worden geconfronteerd, zoals beperkte onderhandelingsmacht, financiële instabiliteit en belemmeringen voor innovatie en groei.

II. Het Verbeteren van Marktconcurrentie en Eerlijke Handelspraktijken

Een van de belangrijkste beleidsoplossingen om de Problematiek van de Landbouw aan te pakken, is het bevorderen van marktconcurrentie en eerlijke handelspraktijken. Deze sectie onderzoekt verschillende beleidsinterventies die kunnen bijdragen aan een eerlijk speelveld voor boeren. Het bespreekt de handhaving van mededingingsregels, de preventie van anti-competitieve praktijken en het bevorderen van transparantie in de agrarische toeleveringsketen. Daarnaast wordt ingegaan op de rol van marktinformatiesystemen, prijsrapportagesystemen en labelingvereisten bij het bevorderen van eerlijke handel en het versterken van boeren.

III. Het Versterken van Boerenorganisaties en Producentenorganisaties

Coöperatieve landbouwmodellen, zoals landbouwcoöperaties en producentenorganisaties, hebben bewezen effectief te zijn in het versterken van boeren en het verbeteren van hun onderhandelingspositie. Deze sectie belicht de voordelen van collectieve actie, samenwerking en coöperatieve marketing. Het onderzoekt de rol van boerenorganisaties bij het vergroten van de onderhandelingsmacht van boeren, het bevorderen van markttoegang, het delen van hulpbronnen en het ondersteunen van duurzame praktijken.

IV. Toegang tot Financiering en Rurale Ontwikkeling

Een andere cruciale beleidsdimensie is het waarborgen van toegang tot financiering en het bevorderen van rurale ontwikkeling. Deze sectie bespreekt verschillende beleidsinstrumenten, zoals landbouwkredietprogramma’s, subsidieprogramma’s en investeringen in landelijke infrastructuur. Het benadrukt het belang van het bieden van financiële stabiliteit, technische ondersteuning en capaciteitsopbouw aan boeren, met name kleine en middelgrote bedrijven.

V. Duurzaamheid en Klimaatbestendigheid in de Landbouw

Het bevorderen van duurzaamheid en het aanpakken van klimaatverandering zijn essentieel voor een veerkrachtige landbouwsector. Deze sectie onderzoekt beleidsoplossingen gericht op het bevorderen van duurzame landbouwpraktijken, het verminderen van milieueffecten en het vergroten van de veerkracht van boeren. Het bespreekt het belang van agro-ecologie, biodiversiteitsbehoud, waterbeheer en klimaataanpassingsstrategieën in de landbouw.

VI. Samenwerking en Stakeholderbetrokkenheid

Effectieve beleidsoplossingen vereisen samenwerking en betrokkenheid van belanghebbenden in de agrarische toeleveringsketen. Deze sectie benadrukt het belang van het betrekken van boeren, producentenorganisaties, brancheverenigingen, consumentengroepen en de civiele samenleving bij het beleidsvormingsproces. Het bespreekt de voordelen van participatieve benaderingen, dialoog tussen belanghebbenden en publiek-private samenwerkingen bij het vormgeven van inclusief beleid dat aansluit bij de behoeften en aspiraties van boeren.

Algemene Opmerkingen en Conclusie

Concluderend illustreert het Boeren-Probleem op scherpe wijze de uitdagingen waarmee boeren worden geconfronteerd binnen een oligopsonistische marktstructuur. Gelukkig bieden verschillende alternatieve bedrijfsmodellen en beleidsoplossingen hoop voor het verbeteren van de economische omstandigheden van boeren en het vergroten van de algehele duurzaamheid van de landbouwsector. Door het aannemen van innovatieve benaderingen kunnen boeren de controle over hun bedrijfsvoering herwinnen, eerlijke prijzen voor hun producten veiligstellen en veerkrachtige en welvarende landbouwgemeenschappen opbouwen. Overheden spelen een cruciale rol bij het implementeren van dit beleid dat een ondersteunende omgeving voor boeren bevordert en tevens zorgt voor de voortdurende beschikbaarheid van veilig en voedzaam voedsel voor de samenleving.

Naarmate we doorgaan, is het van cruciaal belang om het Boeren-Probleem (Problematiek van de Landbouw) aan te pakken, de waarde van de landbouwsector in Nederland te erkennen en te streven naar het creëren van rechtvaardige en duurzame systemen die zowel boeren als consumenten ten goede komen.

Het begrip van oligopsonietheorie is essentieel voor personen die betrokken zijn bij de agrifoodketen. Dat is niet alleen van belang voor boeren, voedselverwerkers en supermarkten, maar vooral ook voor alle beleidsmakers op verschillende niveaus. Of je nu werkzaam bent in Den Haag, Brussel of bij de FAO, een grondige kennis van de theorie van het Boeren Probleem is van vitaal belang. Om de uitdagingen waarmee boeren worden geconfronteerd aan te pakken en een eerlijke en duurzame landbouwsector te waarborgen, is het voor beleidsmedewerkers en politici van groot belang om goed op de hoogte te zijn van de principes en implicaties van oligopsonie. Door vertrouwd te zijn met deze theorie kunnen zij effectieve strategieën en beleidsmaatregelen ontwikkelen die een competitief en rechtvaardig agrovoedselsysteem bevorderen.

Verwijzingen naar aanvullende (toekomstige) artikelen staan hier:

Koolstof Terugnameverplichting (KTV): Verantwoordelijkheid voor Koolstofopslag waarborgen. Geen nadruk op emissiereductie als basis voor beleid en zeker de emissies uit biologische processen als een probleem blijven labelen.

Introduction: Het Begrijpen van het Verschil tussen de Korte en Lange Koolstofcyclus

Kooldioxide (CO2) emissies spelen een belangrijke rol bij de opwarming van de aarde, en het verbranden van fossiele brandstoffen die uit de aardlagen worden gewonnen, draagt hier in grote mate aan bij. Echter, terwijl er veel aandacht is besteed aan het verminderen van emissies, hebben beleidsmakers vaak de cruciale onderscheiding tussen de korte en lange koolstofcyclus over het hoofd gezien.

De korte koolstofcyclus omvat emissies uit bronnen zoals landbouw en veranderingen in landgebruik, waarbij CO2 vrijkomt dat snel wordt opgenomen door vegetatie en bodems. Deze emissies zijn belangrijk om aan te pakken, maar hebben een relatief korte levensduur en dragen niet significant bij aan langdurige opwarming van de aarde. Daarentegen verwijst de lange koolstofcyclus naar de vrijlating van CO2 bij de verbranding van fossiele brandstoffen, wat een diepgaand en langdurig effect heeft op het klimaatsysteem van de aarde.

Door het belang van de lange koolstofcyclus te erkennen, is het concept van een Koolstof Terugnameverplichting (KTV) naar voren gekomen als een beleids- en economisch model dat beoogt olie- en gasbedrijven verantwoordelijk te houden voor het opslaan van koolstof terug in de bodem, waarmee de negatieve effecten van het gebruik van fossiele brandstoffen worden tegengegaan.

Het Idee van Koolstof Terugnameverplichting (KTV)

Koolstof Terugnameverplichting (KTV) is een vooruitstrevende beleidsbenadering die de verantwoordelijkheid voor koolstofopslag verplaatst van overheden en de samenleving naar de fossiele brandstofindustrie. Het legt een verplichting op aan olie- en gasbedrijven om de verantwoordelijkheid te nemen voor het vastleggen en opslaan van koolstofemissies die voortkomen uit hun activiteiten.

Onder een KTV-kader zouden deze bedrijven verplicht zijn om koolstofafvang- en opslagtechnologieën (CCS) of alternatieve methoden toe te passen, zodat een equivalente hoeveelheid koolstof die vrijkomt door hun activiteiten uit de atmosfeer wordt verwijderd en veilig ondergronds wordt opgeslagen. Door de kosten van koolstofopslag te internaliseren, worden olie- en gasbedrijven gestimuleerd om te investeren in duurzame en milieuvriendelijke praktijken, terwijl ze tegelijkertijd de overgang naar een koolstofarme economie ondersteunen.

Voors en Tegens van Koolstof Terugnameverplichting (KTV)

Voordelen:

  1. Beperking van Klimaatverandering: KTV heeft het potentieel om CO2-emissies aanzienlijk te verminderen door zich te richten op de belangrijkste oorzaak van de opwarming van de aarde, namelijk de lange koolstofcyclus die gepaard gaat met het winnen en verbranden van fossiele brandstoffen.
  2. Verantwoordelijkheid van de Industrie: Door de verantwoordelijkheid voor koolstofopslag bij olie- en gasbedrijven te leggen, worden zij aansprakelijk gesteld voor hun bijdrage aan klimaatverandering, wat een gevoel van verantwoordelijkheid stimuleert en de adoptie van schonere technologieën aanmoedigt.
  3. Technologische Vooruitgang: De implementatie van KTV zou innovatie en investeringen in koolstofafvang- en opslagtechnologieën stimuleren, wat zou leiden tot de ontwikkeling van efficiëntere en kosteneffectievere oplossingen in de loop van de tijd.
  4. Economische Kansen: KTV zou nieuwe economische kansen kunnen creëren in de sector van schone energie, waardoor banen worden geschapen en duurzame economische groei wordt bevorderd.
  5. Mondiale Samenwerking: KTV kan dienen als een katalysator voor internationale samenwerking op het gebied van koolstofopslag, waarbij landen en bedrijven wereldwijd vergelijkbare beleidsmaatregelen overnemen en gezamenlijk werken aan het beperken van klimaatverandering.

Nadelen:

  1. Uitdagingen bij de Implementatie: De implementatie van KTV zou aanzienlijke regelgevingskaders en monitoringssystemen vereisen om naleving te waarborgen, wat administratieve en logistieke uitdagingen met zich meebrengt.
  2. Economische Impact: Critici stellen dat de financiële last van het implementeren van koolstofafvang- en opslagtechnologieën mogelijk onevenredig wordt gedragen door olie- en gasbedrijven, wat kan leiden tot hogere energiekosten voor consumenten.
  3. Misalignering van Incentives: Sommige tegenstanders van KTV betogen dat het investeringen in hernieuwbare energiebronnen en andere duurzame alternatieven zou kunnen ontmoedigen, omdat olie- en gasbedrijven koolstofopslag kunnen zien als een vorm van “greenwashing” om hun dominantie op de energiemarkt te behouden.
  4. Technologische Beperkingen: De schaalbaarheid en efficiëntie van koolstofafvang- en opslagtechnologieën worden nog steeds ontwikkeld, en hun grootschalige implementatie kan te maken krijgen met technische beperkingen en daaraan verbonden kosten.

Samenvatting en Conclusie

Bij het aanpakken van de dringende behoefte om klimaatverandering tegen te gaan, komt de Koolstof Terugnameverplichting (KTV) naar voren als een veel belovende beleids- en economische benadering. Door de nadruk te leggen op koolstofopslag in plaats van uitsluitend te vertrouwen op emissiereductie als basis voor beleid, verplicht KTV olie- en gasbedrijven om verantwoordelijkheid te nemen voor het opslaan van koolstof terug in de bodem. Deze aanpak beperkt niet alleen de negatieve effecten van het winnen en verbranden van fossiele brandstoffen, maar stimuleert ook industriële verantwoordelijkheid, technologische vooruitgang en wereldwijde samenwerking.

Hoewel KTV talloze voordelen biedt, is het essentieel om de mogelijke uitdagingen en nadelen bij de implementatie ervan in overweging te nemen. Dit omvat administratieve complexiteiten, economische impact, misalignering van incentives en technologische beperkingen. Door deze zorgen aan te pakken via zorgvuldige beleidsvorming, robuuste regelgevingskaders en voortdurende innovatie, kan KTV een cruciale rol spelen in de overgang naar een duurzame en koolstofarme toekomst.

In conclusie kan de implementatie van een Koolstof Terugnameverplichting (KTV) een betekenisvolle verandering teweegbrengen door de verantwoordelijkheid voor koolstofopslag bij olie- en gasbedrijven te leggen. Door deze industrieën aansprakelijk te stellen, kunnen we effectief de belangrijkste oorzaak van de opwarming van de aarde aanpakken en een basis leggen voor een duurzamere en klimaatbestendige wereld.

Referenties

  1. Smith, P., Davis, S. J., Creutzig, F., Fuss, S., Minx, J., Gabrielle, B., et al. (2016). Biophysical and economic limits to negative CO2 emissions. Nature Climate Change, 6(1), 42-50.
  2. Lackner, K. S. (2003). A guide to CO2 sequestration. Science, 300(5626), 1677-1678.
  3. Friedmann, S. J., Herzog, H. J., & Parsons, J. E. (2003). A portfolio of carbon management options. MIT Energy Laboratory Report, MIT-EL 03-003.
  4. van Vuuren, D. P., Deetman, S., van Vliet, J., van den Berg, M., van Ruijven, B. J., Koelbl, B., et al. (2013). The role of negative CO2 emissions for reaching 2 °C—insights from integrated assessment modelling. Climatic Change, 118(1), 15-27.
  5. Bauer, N., Mouratiadou, I., Luderer, G., Baumstark, L., Brecha, R. J., Edenhofer, O., et al. (2013). Global fossil energy markets and climate change mitigation—an analysis with REMIND. Climatic Change, 123(3-4), 651-664.
  6. Fuss, S., Canadell, J. G., Peters, G. P., Tavoni, M., Andrew, R. M., Ciais, P., et al. (2014). Betting on negative emissions. Nature Climate Change, 4(10), 850-853.
  7. Zakkour, P. D., & Zou, S. (2015). Carbon capture and storage: An overview with economical aspects. Energy Procedia, 75, 1616-1623.
  8. Bui, M., Adjiman, C. S., Bardow, A., Anthony, E. J., Boston, A., Brown, S., et al. (2018). Carbon capture and storage (CCS): the way forward. Energy & Environmental Science, 11(5), 1062-1176.
  9. Mac Dowell, N., Fennell, P. S., Shah, N., & Maitland, G. C. (2017). The role of CO2 capture and utilization in mitigating climate change. Nature Climate Change, 7(11), 776-785.
  10. Intergovernmental Panel on Climate Change. (2018). Global warming of 1.5°C: Summary for policymakers. Retrieved from https://www.ipcc.ch/sr15/
  11. Sanchez, D. L., Nelson, J. H., Johnston, J., Mileva, A., & Kammen, D. M. (2015). Biomass enables the transition to a carbon-negative power system across western North America. Nature Climate Change, 5(3), 230-234.
  12. Royal Society. (2009). Geoengineering the Climate: Science, Governance and Uncertainty. Retrieved from https://royalsociety.org/~/media/royal_society_content/policy/publications/2009/8693.pdf
  13. Tavoni, M., Bosetti, V., & Sgobbi, A. (2012). The dynamics of carbon and energy intensity in a model of endogenous technical change. Energy Economics, 34(2), 1234-1248.
  14. Reiner, D. M., & Ziock, H. J. (2005). Technical and economic aspects of CO2 capture and storage: A prelude to evaluating its feasibility. Mitigation and Adaptation Strategies for Global Change, 10(4), 367-392.
  15. Metz, B., Davidson, O., de Coninck, H. C., Loos, M., & Meyer, L. A. (2005). Carbon dioxide capture and storage. Cambridge University Press.

Van pionieren met plantaardige vleesvervangers tot hybride oplossingen voor de toekomst: een reis van vijftien jaar met innovaties en een sterk statement over de kweekvlees(industrie).

Een vijftienjarige ontwikkel periode van TOP:

Ruim 15 jaar geleden begonnen we aan een reis om innovatieve vleesvervangers en plantaardige producten te ontwikkelen. Onze focus was specifiek gericht op het creëren van texturen met behulp van extruders en andere technologieën. We waren er vast van overtuigd dat de sleutel tot succesvolle acceptatie van plantaardige alternatieven lag in het repliceren van de textuur- en smaakprofielen van vlees.

Door jaren van toegewijd werk en wetenschappelijk onderzoek hebben we drie opmerkelijke bedrijven opgericht die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het veld. De afgelopen jaren hebben we er echter bewust voor gekozen om geen kweekvlees meer te gebruiken, en in dit artikel willen we dieper ingaan op de redenen achter deze strategische keuze.

Mijn gedurfde uitspraak in de afgelopen vijf jaar was:

“kweekvleesbedrijven in het beste geval goede leveranciers van ingrediënten zullen worden, die smaakvolle vetcellen of vleescellen produceren. Bijgevolg kunnen deze bedrijven leveranciers worden van fabrikanten die plantaardige producten produceren.”

In de toekomst zullen kweekvleesproducten in wezen hybride producten zijn die plantaardige vleesvervangers combineren met 10-30% dierlijke cellen geproduceerd door precisiefermentatie.

De vier belangrijkste argumenten die mijn sterke uitspraak ondersteunen zijn altijd geweest:

  1. In een kweekvleesreactor maak je losse cellen zonder structuur. Daarom zijn vervoerders vereist. Deze technologieën zijn al uitgevonden in de plantaardige wereld.
  2. De kosten die aan deze cellen zijn verbonden zijn enorm, zeker hoger dan die van bijvoorbeeld algen. Ik geloof niet dat deze eiwitten (in droge vorm) goedkoper zullen worden dan bijvoorbeeld € 20 per kg, terwijl een redelijke doelstelling onder de € 7-10 per kg zou moeten liggen.
  3. Consumenten zullen de komende jaren steeds meer gewend raken aan de smaak van plantaardige alternatieven. Ik verwacht dat op termijn de latente vraag naar kweekvlees zal afnemen.
  4. De levenscyclusanalyses (LCA’s) van kweekvlees (dat nog niet eens bestaat) zullen minder gunstig zijn dan de beloften die vaak in de populaire media of de startup-wereld worden gepresenteerd.

Pas op met de belofte voor kweekvlees:

Argument 1: Het belang van structuur in plantaardige producten:

Het succes van plantaardige vleesvervangers hangt sterk af van het vermogen om de gewenste texturen na te bootsen die te vinden zijn in traditionele dierlijke producten. We zagen al vroeg dat consumenten niet alleen op zoek zijn naar de smaken die bij vlees horen, maar ook hunkeren naar het vertrouwde mondgevoel en de vertrouwde textuur. Door gebruik te maken van extrudertechnologie hebben we aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het repliceren van deze texturen, waardoor consumenten een aantrekkelijk plantaardig alternatief krijgen. Deze focus op structuur onderscheidt ons van de kweekvleesindustrie, omdat we er vast van overtuigd zijn dat texturen een cruciale rol spelen in de acceptatie door de consument.

Argument 2: Strategische beslissing: de beperkingen van kweekvlees:

We hebben er de afgelopen vijf jaar bewust voor gekozen om kweekvlees niet als kerngebied van onderzoek en ontwikkeling bij TOP na te streven. Deze beslissing komt voort uit verschillende belangrijke overwegingen die de beperkingen en uitdagingen benadrukken die gepaard gaan met de productie van kweekvlees.

Ten eerste produceren kweekvleesreactoren individuele cellen zonder inherente structuur. Om structureel samenhangende producten te creëren, zijn aanvullende dragers of steigertechnieken nodig. Interessant is dat deze technologieën al zijn ontwikkeld binnen de plantaardige sector en een levensvatbare oplossing bieden voor de structurele uitdagingen waarmee de productie van kweekvlees wordt geconfronteerd.

Ten tweede blijven de productiekosten van kweekvleescellen een belangrijk obstakel. Relatief zijn de productiekosten van eiwitten afkomstig van gekweekte cellen, zoals vetcellen of vleescellen, hoger dan die van alternatieve bronnen zoals algen. Het bereiken van kostenconcurrentievermogen is cruciaal voor de wijdverbreide acceptatie van plantaardige alternatieven, en de huidige kostenprognoses voor kweekvleeseiwitten zijn niet in lijn met dit doel.

Bovendien, naarmate de plantaardige industrie zich verder ontwikkelt, raken consumenten steeds meer gewend aan de smaak en kwaliteit van plantaardige producten. Deze toenemende bekendheid met en voorkeur voor plantaardige alternatieven zou in de loop van de tijd de latente vraag naar kweekvlees kunnen verminderen.

Argument 3: Toekomstperspectief: hybride producten en precisiefermentatie:

Vooruitkijkend zien we een toekomst voor ons waarin kweekvleesproducten ook in hybride oplossingen zullen verschijnen, waarbij plantaardige vleesvervangers worden gecombineerd met een klein percentage (ongeveer 10-30%) dierlijke cellen die zijn verkregen door precisiefermentatie. Deze aanpak biedt mogelijkheden voor het bereiken van een balans tussen smaak, textuur en duurzaamheid. Door gebruik te maken van de kracht van precisiefermentatie kunnen we dierlijke cellen produceren in een gecontroleerde omgeving, waardoor efficiënt gebruik van hulpbronnen wordt gegarandeerd en de ecologische voetafdruk wordt verkleind.

Samenvatting en conclusie:

Concluderend, onze uitgebreide ervaring en onderzoek in de plantaardige industrie hebben ertoe geleid dat we een bewuste keuze hebben gemaakt om ons te concentreren op het creëren van plantaardige vleesvervangers in plaats van op kweekvlees. Het vermogen om texturen en smaken na te bootsen is een drijvende kracht achter de brede acceptatie van plantaardige alternatieven. Bovendien hebben de beperkingen en uitdagingen van kweekvlees, waaronder de behoefte aan structurele ontwikkeling, hoge productiekosten en veranderende consumentenvoorkeuren, onze strategische beslissing beïnvloed.

We verwachten dat de toekomst van kweekvlees ligt in het rijk van hybride producten, waarbij plantaardige ingrediënten worden gecombineerd met dierlijke cellen die zijn geproduceerd door middel van precisiefermentatie. Deze aanpak is veelbelovend voor het leveren van producten die aansluiten bij de eisen van de consument op het gebied van smaak, textuur en duurzaamheid.

Door gebruik te maken van onze expertise in de ontwikkeling van plantaardige producten en de ontwikkeling van nieuwe technologie om structuren te maken, willen we blijven bijdragen aan de bevordering van duurzame en heerlijke alternatieven voor de traditionele vleesconsumptie.

.

Verschillen tussen de Nederlandse en Engelse cultuur: Werk en Communicatie. Ja die zijn er duidelijk, daarom enkele YouTube om die verschillen toe te lichten. Over directheid, hiërarchie en going Dutch.

In de wereld van vandaag, waarin globalisering steeds prominenter wordt, is het belangrijk om te begrijpen hoe verschillende culturen werken en communiceren. Nederland en het Verenigd Koninkrijk zijn beide landen met een rijke geschiedenis en cultuur, maar er zijn enkele opmerkelijke verschillen als het gaat om de manier waarop ze werken en communiceren. Ik kwam op YouTube een paar inspirerende filmpjes tegen, en dacht “daar moet ik wat over schrijven”. In dit artikel benadruk ik dus deze verschillen om zo een beter inzicht te krijgen in de Nederlandse en Engelse cultuur op de werkvloer.

Werkcultuur verschillen:

De Nederlandse en Engelse werkculturen vertonen enkele opvallende verschillen. In Nederland heerst een informele werksfeer, waarbij de hiërarchie vaak minder belangrijk is dan in het Verenigd Koninkrijk. Nederlandse werknemers staan bekend om hun directe communicatie en openheid. Ze hechten waarde aan transparantie en eerlijkheid, zelfs als het gaat om het uiten van kritiek. Er wordt verwacht dat iedereen zijn of haar mening deelt en er wordt veel waarde gehecht aan gelijkheid binnen de organisatie.

Aan de andere kant is de Engelse werkplek vaak meer formeel en hiërarchisch georganiseerd. Er is een duidelijke nadruk op etiquette en beleefdheid. Engelse werknemers zijn meestal terughoudender in het uiten van hun mening en geven er de voorkeur aan conflicten te vermijden. Beslissingen worden vaak genomen door het management en worden doorgegeven aan de werknemers. In vergelijking met Nederlandse werknemers zijn Engelse werknemers vaak meer afhankelijk van duidelijke instructies en richtlijnen.

Communicatiestijl en de verschillen:

De communicatiestijlen in Nederland en het Verenigd Koninkrijk verschillen ook. Nederlanders staan bekend om hun directheid en openheid in de communicatie. Ze geven de voorkeur aan een directe benadering en vermijden vaak het gebruik van omslachtige taal. Nederlanders zijn ook bekend om hun informele communicatie, zelfs met superieuren of collega’s van hogere rangen. Ze benaderen anderen op een gelijkwaardige manier en gebruiken vaak voornamen in plaats van titels.

Aan de andere kant zijn Engelsen vaak beleefder en formeler in hun communicatie. Ze hechten veel waarde aan beleefdheid en respect, vooral bij het aanspreken van superieuren of personen met een hogere status. Engelsen zijn bedreven in het gebruik van indirecte taal en kunnen subtiele hints geven in plaats van directe verklaringen. Dit kan soms leiden tot misverstanden tussen Nederlandse en Engelse collega’s, omdat Nederlanders gewend zijn om rechttoe rechtaan te communiceren.

YouTube-video’s: Om een nog beter beeld te krijgen van de verschillen tussen de Nederlandse en Engelse cultuur op de werkvloer, raad ik ook de twee YouTube-video’s aan te kijken:

  1. What do BRITISH People Think About the DUTCH? – Hilarische maar ook soms hartverwarmende reacties van Engelse personen over Nederland en de Nederlandse cultuur. Ja “going dutch” komt ook ter spraken.
  2. “10 Dutch Culture Shocks in the Netherlands | An American’s Perspective” – Hollandse directheid, huisvesting, racisme en nog veel meer. Dit zijn enkele van de cultuurschokken die David Wen ervoer na bijna 4 jaar in Nederland te hebben gewoond.

Conclusie:

Hoewel Nederland en het Verenigd Koninkrijk geografisch gezien dicht bij elkaar liggen, zijn er duidelijke verschillen tussen hun werk- en communicatieculturen. Nederlanders zijn direct en informeel, terwijl Engelsen beleefder en formeler zijn. Het begrijpen van deze verschillen is essentieel voor succesvolle samenwerking tussen Nederlandse en Engelse professionals. Door open te staan voor elkaars culturele waarden en communicatiestijlen, kunnen we effectiever werken en communiceren, ongeacht onze achtergrond.

Voor de duidelijkheid “ik ben extreem Nederlands, zelfs voor veel Nederlanders ben ik ’te direct'”

De Voedselindustrie Ondersteunen in Transitie: Visie en Strategie van TOP b.v (Wageningen – Food Valley) – 2022-2025

Algemene introductie:

In een tijdperk waarin innovatie en duurzaamheid centraal staan, speelt TOP b.v. (Wageningen) een leidende rol in de transformatie van de voedselindustrie door middel van innovatie en onderzoek en ontwikkeling (R&D). Onze organisatie richt zich op het bevorderen van de ontwikkeling van plantaardige producten en duurzame voedingstechnologieën. In dit artikel willen we de visie en strategie van TOP b.v. (Wageningen) belichten, waarbij we ons richten op deze twee belangrijke strategische thema’s: meer plantaardige ingrediënten en voeding, en de elektrificatie van voedselproductiefaciliteiten.

1. Meer Plantaardige Ingrediënten en Voeding:

TOP b.v. (Wageningen) is toegewijd aan het creëren van innovatieve en duurzame oplossingen om de consumptie van plantaardige ingrediënten en producten te bevorderen. We geloven dat de toekomst van de voedselindustrie gebaseerd is op het verminderen van de afhankelijkheid van dierlijke producten en het omarmen van moderne plantaardige alternatieven voor flexitariers en vegetariërs.

Een belangrijk aspect van onze strategie is gericht op de ontwikkeling van natuurlijke kleurstoffen en smaakstoffen. We begrijpen immers dat moderne consumenten niet alleen gezonde, maar ook aantrekkelijke voedingsmiddelen willen consumeren. Daarom zetten we ons in voor de ontwikkeling van natuurlijke hulpstoffen die voldoen aan de eisen van de consument en tegelijkertijd ook duurzaam zijn.

Daarnaast zijn we voortdurend bezig met het verkennen en ontwikkelen van nieuwe structureringstechnologieën, zoals High Moisture Extrusion (HME) en 3D-printing. Deze technologieën stellen ons in staat om plantaardige ingrediënten om te vormen tot producten met gewenste texturen en vormen, waardoor de diversiteit aan plantaardige voedingsmiddelen wordt vergroot.

Een ander belangrijk aandachtspunt is de voortdurende verbetering van Textured Vegetable Proteins (TVP’s). TVP’s zijn waardevolle plantaardige eiwitbronnen die kunnen dienen als vervanging voor vlees, vis en zuivelproducten. We investeren in onderzoek en ontwikkeling om de textuur, voedingswaarde en smaak van TVP’s te verbeteren, zodat ze een nog aantrekkelijker en voedzamer alternatief worden voor dierlijke eiwitten.

Bij plantaardige vleesvervangers is sappigheid een belangrijk aspect. Daarom is de ontwikkeling van gezonde, maar smaakvolle vetvervangers ook een voortdurende focus van onze R&D-inspanningen. We zoeken naar innovatieve oplossingen die de sappigheid en smaak van vlees kunnen nabootsen, maar wel met gezonde en duurzame plantaardige (zachte) vetten.

In de plantaardige zuivelsector is fermentatie van plantaardige eiwitten een belangrijk onderzoeksthema. We verkennen en ontwikkelen methoden om deze eiwitten te zo goed mogelijk te fermenteren, waardoor ze een vergelijkbare textuur, smaak en voedingswaarde kunnen verkrijgen als traditionele zuivelproducten.

Door ons te richten op deze verschillende aspecten van plantaardige voeding, streven we naar een toekomst waarin plantaardige opties niet alleen gezonder en duurzamer zijn, maar ook aantrekkelijk en smaakvol voor consumenten. Dit alles tegen een aantrekkelijke prijs.

2. Elektrificatie van Voedselproductiefabrieken:

Naast het bevorderen van plantaardige producten, richt TOP b.v. (Wageningen) zich op de elektrificatie van voedselfabrieken. We begrijpen dat het stoppen met het gebruik van aardgas als primaire energiebron cruciaal is om productietechnologie verder te verduurzamen. Ons doel is om op termijn volledig over te stappen op elektriciteit als energiebron voor voedselfabrieken.

Om deze ambitie te realiseren, investeren we in innovatieve technologieën zoals milde conserveringstechnologieën. We richten ons met name op methoden zoals High Pressure Processing (HPP) en gepulseerde elektrische velden (PEF). Deze technologieën stellen ons in staat voedsel veilig te conserveren zonder het gebruik van aardgas of traditionele conserveringsmethoden die warmte of chemicaliën vereisen en tevens de smaak en kwaliteit te behouden.

Daarnaast verkennen we geavanceerde verhittingsmethoden die aardgasvrij zijn. Een opkomende technologie waar we ons specifiek op richten, is het gebruik van radiofrequentie energie (RF) voor verwarming. Deze methode maakt gebruik van elektromagnetische straling om voedsel te verwarmen, waardoor energie-efficiëntie wordt verbeterd en de verwerkingstijd wordt verkort.

Ten slotte streven we naar de introductie van krachtige industriële warmtepompen in voedselproductiefabrieken ter vervanging van klassiek stoominstallaties. Deze apparaten gebruiken elektriciteit om (rest)warmte van een lage naar een hoge temperatuur te verplaatsen, waardoor aardgas overbodig wordt. Door deze warmtepompen te implementeren, verminderen we ons energieverbruik en dragen we bij aan een duurzamere voedselproductie.

Bovendien streven we naar fabrieken van de toekomst die ook bestaan uit sensor-netwerken. Deze netwerken bieden real-time monitoring van verschillende aspecten van het productieproces, waardoor we energie-efficiëntie kunnen optimaliseren en afval kunnen verminderen.

Samenvatting & Conclusie:

TOP b.v. (Wageningen) streeft ernaar de voedselindustrie te verduurzamen door middel van innovatie en R&D. Onze visie en strategie omvatten het bevorderen van plantaardige ingrediënten en voeding, evenals de elektrificatie van voedselproductiefabrieken. Door te focussen op natuurlijke kleurstoffen, smaakstoffen, structureringstechnologieën, TVP’s, vetvervangers en plantaardige fermentatie, willen we gezonde en duurzame plantaardige voedingsmiddelen ontwikkelen die consumenten aanspreken.

Daarnaast zetten we ons in om aardgasvrije fabrieken te realiseren door middel van milde conserveringstechnologieën, geavanceerde verwarmingsmethoden en industriële warmtepompen. We streven naar fabrieken van de toekomst die uitgerust zijn met sensor-netwerken en op basis van een duurzame energievoorziening.

Samen kunnen we de voedselindustrie transformeren en een toekomst creëren waarin gezonde, duurzame en smaakvolle plantaardige voedingsmiddelen de norm gaan worden. TOP b.v. (Wageningen) staat klaar om deze visie met onze partners te verwezenlijken en de weg te banen naar een betere en duurzamere voedseltoekomst.