Ulphard Thoden van Velzen in het zonnetje gezet (verpakkingsexpert)

Zonet schreef ik een kort stukje voor mijn oud collega’s bij de WUR. Nu is het tijd om weer eens iemand aan in het zonnetje te zetten. Dit keer is het mijn oud collega Ulphard Thoden van Velzen (FBR / WUR). Ulphard is de verpakkingsexpert van Nederland. Binnen kennisinstellingen kom je in de regel een paar type mensen tegen: (a) experts met veel ervaring die ook de breedte van een domein kunnen overzien, (b) specialisten die op een stukje heel veel weten, (c) jonge starters die nog in opleiding zijn, (d) managers (teveel :-)) en verkopers / acquisiteurs.

Ulphard heeft de bijzonder eigenschap dat hij het hele domein verpakkingen (inclusief duurzaamheid, recycling, ..) in de breedte overziet en tevens ook een inhoudelijk specialist is. Ik ken geen experts die het veld verpakkingen zo goed kan overzien als Ulphard. Toch is er iets bijzonders aan de hand. Ook Ulphard heeft TOP b.v. jarenlang als concurent beschouwt (en specifiek op het gebied AMAP en laserperforatie). Ik geef toe: dit is een onderwerp waar we goed in zijn en onze ambitie is om wereldmarktleider te zijn, en er zat zeker overlap met kennis en competentie bij de WUR.

Een paar maanden geleden spraken Ulphart en ik elkaar toevallig tijdens een bijeenkomst in Parijs op de Nederlandse ambassade. Zijn reactie was “ik moet toegeven dat TOP een goede dienst aanbiedt voor fresh-convenience producenten in relatie tot verpakkingen en wellicht zelfs voorop loopt. Wij als kennisinstellingen zouden niet in competitie moeten zijn met TOP. Wij zullen met de grote toekomstige (maatschappelijke) thema’s bezig moeten zijn.”. Zo die zat, ik was erg positief verbaast over deze uitspraak, en kon niet anders dan beamen het 100% met hem eens te zijn.

Daarna -het was vrijdagmiddag einde van de dag- gaf Ulphart een super lezing. Ik kan ronduit stellen dat deze lezing de beste lezing in de twee dagen was. Inhoudelijk sterk en ook op een aantrekkelijke manier verteld. En dat terwijl zijn boodschap erg duidelijk was: “in het domein van verpakkingen wordt veel onderzoek gedaan dat al eerder is gedaan. De toepassing blijft achter, en kennis is niet de beperkende factor”. Zo die zat. Dit is nu net de boodschap die ik zelf ook al jaren verkondig. Innoveren –het toepassen in de praktijk– is een andere tak van sport. Bij innovatie is het goed om kennis te hebben, maar die kennis moet in de praktijk zitten. Dit is de eerste keer dat ik een medewerker van de WUR dit verhaal hoor vertellen. Geweldig! Dit is natuurlijk een verhaal dat over innovatiemanagement gaat.

Ulphard werkt bijna 20 jaar en begon zijn lezing door terug te gaan naar 1995. In die tijd waren er 5 grote beloftes (1) intelligente verpakkingen, (2) actieve verpakkingen, (3) nano-technologie, (4) biologisch afbreekbare verpakkingen. Nu 15 jaar later is er maar weinig echt gerealiseerd, cq wordt er maar weinig ’toegepast’. Alleen EMAP begin nu door te breken in de laatste jaren. De introductie van die andere ‘inventies’ laat op zich wachten door niet-technologische barrieres. Kennis is daarbij niet de beperkende factor. Ulphard gaf een helder en realistisch historisch overzicht in het domein ‘verpakkingen’.

En dit laatste punt maakt Harold ook altijd. Vanuit de literatuur is bekend dat er drie noodzakelijke randvoorwaarden zijn voor het optreden van innovatie:
Starvation (Tekort) – Een tekort aan resources dwingt je om nieuwe ingangen te vinden. Om zaken op een andere manier te doen.
Pressure (Druk) – zorgt ervoor dat je je wel met het probleem moet gaan bezighouden.
Perspective Shift (verandering van perspectief) – maak het mogelijk om andere patronen en ideeen toe te laten.

Ulphard en ikzelf hebben inmiddels een paar keer samengezeten, en zijn bezig om een innovatieproject vorm te geven, zelf heb ik er heel veel zin in. Meer hierover over een paar maanden :-). Hieronder staat de presentatie van Ulphard:

Uitleg aan mijn oud collega’s bij de WUR waar mijn bezwaren liggen

Gisteren sprak ik een oud collega aan de WUR (voor de duidelijkheid: ik ben al 5 jaar zelfstandig ondernemer). Betreffende collega is kundig en vaardig, en vooral open en eerlijk. Ik mag dat wel. Hij zei “Wouter je zegt wel dat je wilt samenwerken, maar er zijn ook best wel wat collega’s die dat door je blogs niet meer willen. Je doet immers regelmatig gepeperde uitspraken over de toekomst van DLO (=commercieel onderdeel van de WUR”. Daar stond ik dan met mijn mond vol tanden. Inderdaad ben ik van mening dat er grote weeffouten zitten in het ‘systeem’ WUR, maar tevens erken ik heus wel dat er op individueel niveau talent en kennis zit.

Laat ik nog eens mijn kritiek kort en bondig weergeven:
– de WUR bestaat juridisch organisatorisch niet. WUR is een samenwerking tussen de Wageningen Universiteit (die nu als enige universiteit onder het ministerie van EL&L valt), en een semi-private tak genaamd DLO. Onder stichting DLO valt bijvoorbeeld het LEI, maar ook FBR, Alterrra,
DLO krijgt bijna 160 miljoen aan gegunde basisfinanciering vanuit het ministerie. Deze basisfinanciering wordt ongeveer verdubbeld met subsidies vanuit de ministeries en Europa. Daarnaast wordt er wat ‘bilateraal’ werk uitgevoerd. DLO is het agrifood equivalent van TNO.
– Binnen DLO zitten onderdelen die 100% overheidstaken die bij wet zijn vastgelegd. Het Rikilt is daar een voorbeeld van. Dat is prima, Rikilt en RIVM werken intensief samen met VWA (en gaan op termijn fuseren vermoed ik).
– Binnen DLO zitten echter ook onderdelen die ‘de vrije markt’ bedienen. Voorbeelden zijn LEI, FBR en AFSG. Inzetten van maatschappelijk geld is niet wenselijk. Hier richt ik mijn kritiek op. Vergelijk het met de discussie tussen publieke omroep en de commerciele omroep.
– Ook over Wageningen Universiteit hou ik mijn hart vast. Daar waar zuiver fundamenteel onderzoek wordt gedaan, en die resultaten 100% worden gepubliceerd, daar heb ik geen moeite mee. Zo hoort dat. Je ziet echter dat er ook ‘ontwikkeling’ en ‘innovatie’ wordt uitgevoerd, en dat is niet de functie van een universiteit. Daarnaast is inmiddels 40% van de hoogleraren ‘bijzonder’ en is de betrokkenheid vanuit de grote industrie te groot.

Wat ik denk, is dat mijn oud collega’s die op mij mopperen niet het verschil kunnen zien tussen persoonlijk kritiek en tussen kritiek op een organisatie en vooral de rol in de maatschappij van die organisatie. Ik ben zeer zelden persoonlijk gericht tegen Jantje, Pietje, Klaasje of Marietje. En als ik op de man/vrouw kritiek heb, dan probeer ik dat altijd te beargumenteren (meestal speelt er dan iets persoonlijk, of is er sprake van inhoudelijk onkunde). Daarnaast is een discussie over het systeem blijkbaar niet mogelijk, waar is het zelfreinigende vermogen?

Sommige van mijn oud collega’s beschouwen ons bedrijf TOP b.v. als concurrent. Zelf zie ik dat niet zo. Maar stel dat dat wel zo is, aan wie ligt dat dan? Zou het zo kunnen zijn dat een semi-overheidsorganisatie zich terughoudend zou moeten opstellen op de (private) markt? En zeker als het gaat om bedrijfsprojecten zonder maatschappelijk belang. Ik noem een paar onderwerpen die in mijn ogen niet thuishoren bij een overheidsorganisatie:
– het ontwerp van nieuwe stallen voor varkens.
– het doen van consumentenonderzoek aan commerciële producten.
– het bepalen van de houdbaarheid van tomaten.
– het bedenken en ontwerpen van voedsel (de receptuur en de verpakking).
– het opschalen en bouwen van nieuwe productietechnieken (labschaal is twijfel geval).
– etc. etc.

Deze activiteiten kunnen prima door private organisaties worden uitgevoerd. De overheid zou zich daarop moeten terugtrekken. De markt kan dit prima zelf doen, er zijn tientallen private onderzoeksbedrijven en gun deze organisaties hun markt. Mijn advies aan mijn lezers. Lees nog eens het rapport “Markt en Overheid” van Job Cohen van tien jaar geleden.

Massa=kassa, innoveren in een red ocean hoe doe je dat? Tips!

Weer heel erg actueel: innovatie. Wat je als een ondernemer in een red ocean zit? Wat doe je als je in een markt zit met vele aanbieders, in een markt zit met maar een paar klanten die dus kunnen kiezen. Kortom als je eigenlijk een annoniem “bulk” product maakt (Red Ocean), en alleen maar denkt -of geadviseerd wordt door je (Rabo-)bank- aan ‘kostenreducties’ of ‘schaalvergroting’.

Wat doe je als je eigen ‘bestuurders’ zeggen dat de oplossing ligt in innovatie en duurzaamheid (terwijl je de indruk hebt dat ze niet weten waar ze over praten!). Tja, dat gaan je maar ZELF innoveren en innoveren betekent “DOEN in de praktijk”.

Wat doe je als je echt wilt gaan innoveren?
1. Dan lees je eerst onderstaande foodlog artikelen eens door.
2. Daarna leest je de stukken op dit blog over innovatiemanagement.
3. Vervolgens bel je TOP b.v. en ga je samen met een paar experts aan de slag. Niks onderzoek, gewoon gaan DOEN in de praktijk **.

Succes!

De te lezen artikelen zijn:
Massa=kassa (FOODLOG)
We’re the champions – duurzaam naar de haaien (FOODLOG)
De angst voor verandering blokkeert & LED verlichting van Rob Baan (FOODLOG)
Aan de slag gaan met productontwikkeling (F4I).
Duurzaamheid zorgt niet voor onderscheid (ANNECHIEN TEN HAVE).

** mocht je langs komen, weet dan dat we bij TOP maar 1 management regel hebben: “Alles wat je aandacht geeft dat groeit”. Wat dat betekent vertel ik tijdens het kennismakingsgesprek.

No comment – Veel diensten zijn stiekem toch producten (goederen).

Sinds een paar jaar helemaal hip: diensten innovatie en sociale innovatie. En dat wat hip is geven we vaak aandacht, en dan ook vaak nog eens zonder duidelijk te maken wat we er mee bedoelen.

Wanneer is een dienst een echte dienst is. Een product dat lijkt op een dienst, maar ondertussen toch een ‘goed’ blijkt te zijn. Waarom levert de ADSL leverancier toch een product? Kortom enkele begrippen rondom diensten-innovaties.

Harold van Garderen heeft een paar maanden geleden een prima duidelijk en vooral heel helder stuk geschreven met de titel: “Diensten-innovatie“. Snel lezen zou ik zeggen, alles wordt dan helemaal duidelijk.

Mijn privé advies voor politici en beleidsmakers

Het nieuwe kabinet heeft een verstandig besluit genomen om EZ en LNV te laten fuseren. Natuurlijk hoort voedselveiligheid (nVWA) bij het ministerie van gezondheid. De economische aspecten van de primaire sector zijn net zo belangrijk als die van de andere sectoren; kortom logische dat dit nu onder EZ valt. Het stuk groente ruimte en natuur-beheer is iets voor VROM. En op deze manier is er voldoende ‘scheiding’ der machten. Prima en logisch dus.

Zijn we er nu met de hervormingen? Neen, natuurlijk niet.

Er zijn nog drie bestuurlijke discussie onderwerpen wat mij betreft:
1- De rol van ‘schappen’ (productschappen, waterschappen, ..)
2- De rol van de provincies.
3- De toekomst van de kennisinfrastructuur.

Hierbij mijn (technocratisch en rationeel ingevulde) privé meningen over deze drie onderwerpen (bekend zal zijn dat ik een liberale groenrechts man ben), en daarmee gelijk mijn persoonlijk advies aan alle politici en beleidsmakers in Nederland.

1- De rol van de product en waterschappen in heroverweging nemen: De productschappen en de waterschappen hebben in Nederland eigenlijk een gekke functie. Bij wet is vastgelegd dat ze er zijn. Vaak met eigen gekozen besturen, en gefinancierd door een combinatie van bedrijven en particulieren en via directe budgetten van de overheid. Ik denk dat we per schap zullen moeten gaan bekijken of we ze 100% privaat of 100% publiek moeten maken. De productschappen bijvoorbeeld kunnen denk ik opgeheven worden. De private belangen (o.a. economische lobby) kunnen door de branchverenigingen worden opgepakt (FNLI en LTO) en de maatschappelijk taken kunnen gewoon weer naar een ministerie (gezondheid, VROM en EZ). Voor de waterschappen kunnen we iets soortgelijks doen (of misschien een fusie met rijskwaterstaat?).

2- ik ben een voorstander van de menselijke maat. Deze menselijk maat ligt wat mij betreft bij het dorp en de stad. Kortom ik zie een grotere rol voor gemeente(besturen) en ben ook voor een gekozen burgemeester. Als leider van de provincie zal de burgemeester maar beter zijn best moeten doen om draagvlak te krijgen van burgers. Veel zaken hebben een landsbelang. Op de manier hoe de Europese unie zich nu ontwikkelt, zie ik dat Nederland een soort van provincie in Europa wordt. Kortom een stevig landelijk bestuur is essentieel om onze identiteit en belangen gewaarborgd te laten zijn. En de provincie dan? Ach, ik zie geen functie voor de provincie op termijn. Taken kunnen verdeeld worden tussen Den Haag en tussen de gemeente.

3- Nederland Innovatieland 3.0: Over de toekomst van de kennisinfrastructuur heb ik al tientallen pagina’s geschreven. Universiteiten dienen weer focus aan te brengen op onderwijs en fundamenteel onderzoek. Innovatie en bedrijvigheid stimuleren is immers geen taak van universiteiten, maar van bedrijven. Dan hebben we nog TNO en DLO (onderdeel van WUR). Laar ik eerst een overweging delen rondom WUR. WUR is een entiteit bestaande uit een privaat gedeelte (DLO, waaronder LEI, ASG, AFSG, …) en een universiteitsgedeelte (Wageningen Universiteit). WUR viel/valt onder LNV. De gekke situatie is nu dat het nieuwe ministerie EL&I dus ook een universiteit onder zich heeft; terwijl alle andere universiteiten onder het ministerie van Onderwijs zitten. De oplossing is simpel: (a) WUR weer opdelen in de universiteit en in DLO, (b) Wageningen Universiteit onder Onderwijs brengen, (c) DLO en TNO laten fuseren (deze organisaties krijgen alleen al aan basisfinanciering bijna 400 miljoen euro!). Het fusie instituut TN&DL-Onderzoek gaan we op termijn splitsen in een 100% privaat gedeelte (zonder basisfinanciering) en een tak met alleen maatschappelijke taken (#openrawdata).

Onze maatschappij is al heel erg complex. Juist een vereenvoudiging van ons bestuur kunnen we denk ik beter deze complexe omgeving besturen en inspelen op veranderingen in de omgeving. Ontvlechten en weer een nettere scheiding der machten dus.

Meer diversiteit en smaak in food door crowdfuning (pre-precapital seed)

Begin oktober schreef ik een stukje met de titel Waar de werkelijke bottleneck zit – De smaak van Nederland. In dat stuk schreef ik dat er drie bottlenecks in de voeding zijn die uiteindelijk ‘succes’ bepalen:

A- op voldoende ‘schaal’ veilig kunnen produceren, dit heeft met productietechnologie en opschaling te maken. Onze oplossing: TOP heeft kleinschalige faciliteiten klaar om producten op 500 tot 2000 kg per dag te kunnen maken.
B- gebrek aan verkoopkanalen, en het feit dat er een hele scheve machtsverhouding in de voedselketen zit. Onze oplossing: het idee van de halve meter beta. Maar ook het idee van Dick rondom de boerensuper is goed.
(C- en gebrek aan professionaliteit, of te wel teveel een hobby instelling van de ‘uitvinder’)

Dick en ondergetekende zijn in gesprek met partijen over de vorming van een halve meter beta. Dit gaat een kraamkamer worden voor nieuwe producten waarbij inbreng van suggesties van ‘early adopter’ consumenten ook mogelijk is (zie TOP-innosense), die als ze aanslaan op het gewone schap neergezet kunnen worden. Meer hierover begin 2011. Maar zijn we er nu? Neen, nog niet helemaal.

Om (a) en (c) op een goede manier in te kunnen vullen, is geld nodig. Als een groot bedrijf een product ontwikkelt dan kost dat gemiddeld tussen de 500.000 en 2.500.000 euro. Een kleine fabrikant kan dit natuurlijk nooit betalen. Kleine spelers die beginnen vanuit de huiskamer kunnen heel moeilijk een grote consumentenmarkt bereiken. Soms gaan ze naar een een grote verwerker of producent. In dit laatste geval, kan je in het gunstigste geval wat spelen met een receptuur of het label (de verpakking zelf is niet altijd ‘vrij’ te kiezen). Een kleine proefproductie maken in een grote fabriek is zelden te doen. En een professioneel marketeer of levensmiddeltechnoloog inhuren kost ongeveer 800 tot 1000 euro per dag.

Een kleinschalig productie van een nieuw product voor een (pre-)launch kost daarom tussen de 20 en 40.000 euro. Welke (startende) ondernemer zal dit risico willen nemen? Naar de bank gaan voor een lening of met een private investeerder in zee gaan is in dit stadium niet mogelijk. Mijn oplossing: pre-pre-capital investering. Hiervoor zou ik het liefste een food-investeringsfonds willen opzetten voor dit soort kleine initiatieven.

Het fonds is een soort van “microkrediet” echter dan opgesteld als (micro-)participatie. Kortom een food-investeringsfonds waarbij ook prive-personen (consumenten van het voedselproduct) ook zelf kleine bedragen kunnen investeren.

De eerste houtskoolschetsen zijn:
– eerste funding van het fonds via investeerders (bijvoorbeeld stichting DOEN)
– micro-participaties van 10% a 15% in het idee,
– funding van projecten 20.000 tot 40.000 euro per keer (per idee of productconcept).
– consumenten kunnen participeren met bedragen van 500 tot 2500 euro.
– Hiermee is het dus een crowd-funding fonds geworden.
– snelle beoordelingsprocedure is key (binnen 4 weken of zo)
– focus op kleine boeren en producenten die ‘iets’ leuks en innovatiefs hebben.
– alleen gericht gezonde en duurzame producten en technologieen.
– indien het idee niet wordt uitgewerkt, of indien ondernemer failliet gaat, dan wordt het eigendom overgedragen aan het food-investeringsfonds.
wat niet: fundamenteel of toegepast onderzoek. Subsidiesverstrekken, geld uitlenen.
wat niet: gewone marketingprojecten (websites, nieuwe flyers, …)

Meer hierover op een ander moment 🙂

Voor de liefhebbers hieronder nog wat aanvullende informatie over crowd-funding en business modellen (lees ook: zakelijke modellen – gratis bestaat niet)
business model redesign
business model generation
wiki en crowdfunding
frankwatching en sellaband
examples of crowdfunding websites
De kritische belegger – crowdfunding in de polder
Artikelen op het blog van Krispijn Beek.
Spoedcursus MVO van de kritische optimist.
from story to legend.

De angst voor verandering blokkeert & LED verlichting van Rob Baan

Zonet zijn we op foodlog weer beland in de aloude discussie ‘waarom zit het systeem vast’ en wat zijn de oplossingen. Dick schrijft terecht dat de angst voor verandering meespeelt. Hij heeft gelijk. Maar mijn oplossing het doen van veel doe-experimenten in de praktijk is toch echt de enige weg om te bewandelen. Harold noemt dat veilig-falen (safe fale). Ook Dick is overtuigd van deze aanpak:

Wouter, da’s de oplossing vanuit het denken van de techeut, die – volgens mij – overigens gelijk heeft. Maar hoe laat je iemand snappen wat een groene olifant is als hij die nog nooit heeft gezien? Hij kan ‘m zich zo voorstellen, maar zegt: zo’n beest bestaat niet en daarom geloof ik er niet.

Het gaat, Wouter de technoloog, om een heel fundamenteel menselijk iets en er is een heel simpel woord voor: angst.

Angst voor verandering en onzekerheid over hoe de wereld na de safe fail experimenten eruit ziet is de belangrijkste motivator van Van der Ploeg’s treffend benoemde ’georganiseerde onverantwoordelijkheid’. But then again, hoeveel erger kan het eigenlijk worden? Als die vraag indaalt, maak je kans met je opmerking dat het simpel is.

Ik hoop dat de meelezende bankiers en boeren vooral die laatste zinnen ter harte nemen.

Mijn antwoord is: inzicht en kennis in innovatiemanagement processen kan een stukje van de angst bij beslissers wegnemen. Ik verwijs graag naar mijn blogpagina’s over dit onderwerp op mijn blog hier (noem het maar innovatiemanagement for dummie’s):

Natuurlijk gaat het om de angst van verandering. En die angst kan je wegnemen met inzicht in het proces. Bankiers zijn overigens net zo angstig als de boerenondernemers. En beide hebben GEEN kennis rondom innovatieprocessen. Vandaar mijn suggestie: begin met het delen van kennis rondom innovatiemanagement processen. De angst zal (gedeeltelijk) verdwijnen voorspel ik je.

Dit onderwerp hangt overigens 100% samen met mijn eerdere reactie bij “ LED bij Rob Baan” en mijn reactie bovenaan ”we are the champions

Overigens maak je een fout: bestaande instituties maken geen groene olifanten. Verwacht geen hulp uit die hoek.

Het stukje dat ik plaatste bij de Rob Baan lijn is een klassiek stukje theorie dat ook wel “crossing the chasm” wordt genoemd. Ik heb Rob meerdere keren gesproken in het laatste jaar en heb veel bewondering voor hem. Zijn LED-project zou wel eens een klassieker kunnen worden in de boeken over innovatiemanagement.

Aanvulling 18-12-2010
Paul vind dat hij toch ook innovatief is met Good Farming Star. Ik moest m teleurstellen. Het gaat om productoptimalisatie en niet over innovatie. Mijn antwoord is wat hard. 🙂

Zonet heeft Annechien een vreselijk mooie reactie geplaatst op foodlog:

Hoe zit het nu met het verschil tussen het persbericht van LTO Noord en de discussie hier? Ik heb het nog niet gehoord. Dan moet de analyse maar komen van een bestuurder van LTO Noord. Het is niet anders.

In het persbericht van LTO NOORD. “Het komt wel goed”, zeggen Veerman en Jansen in Friesland bij LTO Noord. Dat wekt vertrouwen. We zijn al de beste van de klas met duurzaamheid. Alleen moeten wij boeren er nog even voor zorgen dat ons product gekocht wordt. En niet vergeten transparant te zijn/worden. Al met al we zijn op de goede weg.

De titel op FOODLOG is: duurzaam naar de haaien. Dat klinkt heel anders. Dat wekt geen vertrouwen. Nee, ik moet me juist zorgen maken. Duurzaamheid lost niets op. Duurzame bulk is eenheidsworst. Je bent zo inwisselbaar en moet weer concurreren op prijs en niet op onderscheid. De massa-is-kassa strategie gaat rustig verder. Ik lees hier worstelingen en voorstellen hoe we dit gaan oplossen. Hoe voorkomen we dat we door de haaien worden opgegeten? Da’s heel andere taal.

In de discussie op FOODLOG zie ik mogelijkheden tot een oplossing. Bij de boeren: Monique zit in de tang van haar bedrijf. Doet haar best. En zoekt. Geld voor nieuwe dingen ontbreekt. Ze voelt de wurggreep van de bank en anderen. Paul is goed bezig en doet mee aan Good Farming star. Nu een niche, maar straks mogelijk alweer inwisselbaar. Huib heeft in gangbaar al het nodige geprobeerd en concludeert dat het daar zo niet kan en experimenteren in het verleden niets heeft opgeleverd…. met biologisch is Huib even ontsnapt uit de massa-is-kassa strategie.

Jan Peter, Harold en Wouter geven een aantal mogelijke wegen aan om verder te komen. Ze kunnen helpen. Echter het begin ligt bij WILLEN dat er iets gebeurt. En als je dat niet snapt, verandert er niets. Dan blijven Jan Peter, Harold, Wouter en Dick roependen in de woestijn.

Tot zover mijn korte interpretatie. Ja, en dan?

Een belangenorganisatie die roept dat we duurzaam naar de haaien gaan zou ondenkbaar zijn. Dat kan een gevestigde orde zich niet veroorloven. Wat twijfel en een andere weg aangeven kan wel, maar dan moet de oplossing ernaast liggen.

In tijden van nood roepen we om de ‘grote’ visie en de man die het allemaal voor ons zal gaan regelen. Maar beste boer en tuinder dat zal niet gaan. Je moet het heft in eigen handen nemen. ZELF bedenken dat je iets WILT gaan doen. Zelf aan de slag.

En dat ja, daar kan een belangenorganisatie WEL iets aan doen. Niet hun leden in slaap sussen, maar ze opwekken tot nadenken. Ze bewust maken van hun positie. LTO kan groepen vormen van boeren die iets WILLEN. En dan samen aan de slag. Nieuwe vormen zoeken van organiseren. Dat kan LTO wel. Dan kunnen Jan Peter, Harold, Wouter, Dick en al die anderen wel helpen. Zo kunnen we samen zorgen voor een nieuwe dimensie voor boer en burger als het gaat om voedsel en voedselproductie.

Praktijk verhaal van een kleine producent en ik ben ook boos

In oktober schreef ik waar de werkelijke innovatiebottlenecks naar mijn bescheiden mening liggen. Ook kwam ik met een suggestie/oplossing: de halve meter beta schapruimte. Ondertussen schreef Jan Peter van Doorn een paar fantastische verhalen (link1 en link2 – ik ben boos), en gaf hij aan waarom de klassiek ‘marketing’ (teveel “lucht”), niet meer helpt, en dat we nu echt stappen moeten zetten richting echte beleving (marketing 2.0 of zoiets, lees bijvoorbeeld Seth Godin). Zelf heb ik in het afgelopen jaar een serie geschreven over innovatiemanagement, vandaag een prima bijdrage van de kritische optimist m.b.t. businessmodellen. En een tijdje geleden schreef ik al over zakelijke modellen (zo ingewikkeld is het niet).


Hoeveel meer gratis advies moet er door dergelijke toppers worden gegeven? En nu gaan DOEN.

Vandaag was ik de hele dag droevig: Jan Robben stopt met telen (maar wil wel door met Volsmaakt). En zonet schreef Guido de Snijder nog een praktijk verhaal. Dit IS de harde realiteit, binnen Food! (en eigenlijk wil ik nu nogmaals het flevosap verhaal gaan vertellen … een andere keer maar). Deze realiteit kan niet opgelost worden met een internetsiteje of flyer **

Ik ga een reactie doorsturen in 2 stukken, want het systeem hier verdraagt maar 500 chars per reactie. Hier deel 1: Sta me toe in dit helden-van-de-smaak verhaal, een persoonlijk smaakverhaal te brengen. Dat klapt me makkelijker en komt wellicht concreter over dan mijn andere korte reacties. Eind jaren 80’ had ik na twee jaar gekl..t tussen het andere werk door een roodbacterie geitenkaas klaar voor de markt. Die was er toen niet op de (europese) markt (en nu nog trouwens niet echt). Ik heb nooit een zuivelopleiding gekregen, ik ben 100% autodidactisch. Alles werd klaargemaakt: nieuw infrastructuurgedeelte, materiaal, verpakking … Goed, ik trek met dit product naar de Belgische kaasgroothandel en de grootste van hen ziet dollars blinken en bied me aanstonds een exclusiviteitscontract aan voor 3 jaar. In dat contract staat ‘mijn’ prijs, een verplicht af te nemen volume per jaar, een volumestijging (en prijs) per jaar. Kom, al wat je droomt. Ik druk erop dat dit product nieuw is voor de markt, een rode geitenkaas was immers nog nooit gezien. Smaaktesten bij chef-koks, hotelscholen, kaasspecialisten waren uitermate positief geweest. Nu nog de consumentenmarkt …

Na 3 maanden krijg ik een fax (e-mail bestond nog niet) en op die fax staan 4 letters: STOP. Bleek dat ondanks het ongebreideld enthousiasme van de kaashandel in kwestie de vertegenwoordigers (de mannen op het veld die de kaaszaken aflopen om de wekelijkse bestelling op te nemen) niet in staat waren het vereiste volume af te zetten. Waarom? Omdat die vertegenwoordigers 300 of 500 kazen op hun lijstje hebben staan en omdat de kaasproducent die hen het meest incentives geeft, het meest verzekerd is van hun aandacht. Ik had geen geld voor incentives en nog minder goesting om het daaraan uit te geven. Ok, wat nu? Andere kanalen, export. Kostbare tijd die verloren gaat omdat voor elkaar te krijgen (tussen al het bestaande werk door)

Export naar Nederland en Duitsland. Duitsland haakt af na enkele weken om dezelfde reden. Nederlander wordt een blijver, maar neemt weinig af.
Dan maar naar supermarkt Delhaize en die happen ook. Dat heb je wel met producten die uniek zijn, iedereen is alvast geïnteresseerd. Delhaize had toen 110 grote vestigingen, maar de wekelijkse afname viel tegen. Ik besluit 25% van die zaken, één per week op een zaterdag te laten bewerken door een professionele verkoper. Weet je wel, zo’n standje met proefschoteltjes, kortingsbon van 10% als je kaas meeneemt, alles erop en eraan. (En wij thuis een boterham minder eten, droevige realiteit). Wel, ongeacht waar ten lande die proefstand in België opgesteld stond, de verkoop op de stand overtrof ‘telkens’ de wekelijkse afname van Delhaize voor haar 110 winkels. Tijdens die zaterdagen had onze verkoper de gelegenheid te praten met de verantwoordelijke van de kaasafdeling. Wat bleek: 1) die madammen lustten meestal zelf geen geitenkaas 2) die madammen waren verwend door marchandisers van grote producenten die wekelijks hun werk deden, nl. producten schikken in ‘t schap, bijna vervallen producten terugnemen, … Allemaal onbetaalbaar voor ons natuurlijk, gelet op onze middelen. Goed, het wordt oktober en iedereen weet dat er in december voor 200% meer geitenkaas wordt gevreten dan op andere jaarmomenten. Ik doe Delhaize het voorstel om tijdens de maand 10% prijskorting te geven. Dit natuurlijk om het product zo ruim mogelijk bij de koopgrage decemberconsument te krijgen, in de hoop dat die na het jaareinde de smaak te pakken houdt. Delhaize gaat akkoord en wij beginnen volop te produceren. Alle hens aan dek, de rijpingskamer eind november stampensvol tot de nok.

Eind november komt er een fax en mijn eerder opgedaan faxtrrauma zegt aanstonds ‘slecht weer op komst’. Yes, Delhaize deelt nuchter mee dat zij vanaf 1 december stopt met de afname van ons product. Punt! Ons product had een houdbaarheid van 4 weken. Het grootste deel van de productie belandde bij een of andere smeltkaasverwerker. Wat bleek: De inkoopster was in november uitgenodigd door een Italiaanse producent en die had haar kunnen verleiden om voor de eindejaarsperiode enkele van zijn producten in het schap te zetten. Vermits er niet meer ruimte is dan wat er is, moeten er andere producten uit. Dus. Al bleef bij de kaasspeciaalzaken de verkoop organisch stijgen, hun afname volstond niet om die toch specifieke productie in leven te houden. Het geld was op, had ik zakelijker gefunctioneerd en minder emotioneel verbonden met mijn zelfgemaakt kind, dan had ik eerder de stekker uitgetrokken en nog geld gehad. Ik trok 1 voor 12 de stekker uit, ontsloeg alle medewerkers, behalve één en begon het nieuwe jaar terug op het niveau van 10 jaar eerder. Pijnlijk, pijnlijk …

Ik begon met de ontwikkeling van een witschimmelkaas, een type brie met de hand geschept. Op de manier zoals de traditionele Brie de Meaux wordt geschept, nl. met de pelle à Brie. In een formaat ongezien voor een uit een melkzuurstremming bekomen geitenkaas.
Onze kaas woog 1,8 à 2 kg en smolt (smelt nog, want hij bestaat nog maar niet meer uit mijn handen) als boter op je mond. In ieder geval die kaas sloeg dadelijk aan, vergde geen promotie, verkocht zichzelf aan wie het eenmaal had geproefd. Na twee jaar konden we niet meer volgen, ook al hadden we de vroegere roodschimmelinfrastructuur al mede ingezet voor de witschimmelproductie. Ik besloot de prijs op te drijven om de vraag af te remmen. Hielp niet.Vraag bleef stijgen. Toch besloot ik niet te gaan groeien. Ik wou eerst terug een backbone, vooraleer weer te investeren. Nl. een gezond evenwicht tussen eigen en vreemd vermogen. 

Vijf jaar later kwam dan uiteindelijk de uitbreiding en was ondertussen onze witschimmel in binnen- en buitenland een merknaam geworden. Een nicheproduct van uitzonderlijke kwaliteit, in een beheersbaar volume, waar we met z’n allen die eraan werkten goed konden van leven. Wij werkten met 6 mensen, allemaal vrouwen behalve den deze. Ondanks het handmatig productieproces hadden we door de jaren heel efficiënt leren werken en dat liet ons in staat om met z’n allen na de uitbreiding elk slechts 32 uur per week te werken. Ik wil daarmee aangeven dat het onze keuze was niet meer dan die uren te werken. Meer produceren kon, meer geld verdienen kon. Maar dat hoefde niet. De verkregen controle en flexibilteit was ons meer waard dan een grotere omzet. Want … het kan verkeren, zei Bredero.

Ik ga niet alle conclusies die vervat zitten in de tekst nog eens op een rijtje zetten. Laat het me houden bij eentje, maar de aandachtige leze vindt er meer. Onze roodschimmelkaas kwam 25 jaar te vroeg op de kaasmarkt. Zelfs nu zou ik nog twijfelen om te gaan produceren. Prachtig product, uniek in zijn soort, de lof gelezen door echte kaasliefhebbers, MAAR geen draagvlak bij de consument. De smaakpapillen van de gemiddelde kaasverbruiker moeten zelfs vandaag nog rijpen om de waarde van die kaas te smaken. Ik had een product gemaakt voor mezelf en wat foodies. Ik vergat te kijken naar wat die consument wilde en dat heeft me op heel wat vlakken veel gekost.

** wil je lachen: green-balls-of-fire, en voor wie is Nederland Bloeit eigenlijk bedoeld?

Geschiedenis kan voedzaam voor het brein zijn (1)

Nog even en ik ga vreselijk veel plezier hebben aan een beetje historische kennis.

Lezingen over het verleden.
Bert Tournois begon een jaar geleden met een lezing over de evolutie en vergelijk de inzichten van Darwin met innovatie(beleid). Twee maanden geleden nog de lezing van Linda Roodenburg, waarbij een doorkijkje werd gegeven aan onze Nederlandse eetcultuur in de laatste paar eeuwen. Ook Harold van Garderen sprak een jaar geleden al over heruitvinden** en dan specifiek rondom het onderwerp innovatie. Dick Veerman tenslotte nog over het terugdraaien van de tijd.

Jan Peter van Doorn heeft een goed stuk geschreven over Marketing in de laatste tientallen jaren en zijn verwachting van de toekomst van de marketing. Het oude stuk m.b.t. de functie van de universiteit van Jan Wouter Vasbinder uit 1994 🙂 is nu meer dan ooit actueel (link2). En dan heb ik recent ook nog een filmpje geplaatst over de recente geschiedenis van het bedrijf Apple. Kortom allemaal verhalen over de verre en recente geschiedenis. 

Hieronder een lezing van #CoT lid Hans Konstapel met ook een historische link (hoezo het ‘nieuwe’ werken 🙂 ):

En de toekomst dan? 
Wellicht ligt deze inderdaad in de voorspellingen van Hans (zijn introductie lijkt op die van Kevin Kelly). Zowel Hans als Jean-Paul Close hebben het over cultuur en over het ‘wij’. Jacob Gelt Dekker heeft het over zingeving. Of de voorspelling uit  What Would Google Do of juist aan die van Seth Godin (tribes).

Mijn eigen bescheiden bijdrage rondom toekomstvoorspellingen is een combinatie van het bovenstaande en van mijn voorzichtige voorspelling m.b.t. de 6e kondratiev cycle: tribes, duurzaamheid, minder werken, meer connectie’s, samenwerken en toch individueel, betekenis geven (zingeving en wilskeuzes), distributed processing, …. (link1, link2, link3, link4). Enfin, ik heb geen glazen bol, het zijn maar wat overwegingen en gedachtes.

Is dan toch alles in cycli te vatten zoals Hans denkt?

** ik meen me wel te herinneren dat deze term van Dick Veerman afkomt 🙂

Wetenschap loopt altijd achter. Innovatie komt uit de praktijk.

Hieronder een mooie reactie uit de #CoT discussie “Europese Brug tussen Wetenschappers en Professionals – Tips? Suggesties?“. En lees daarna vooral ook nog eens het stuk van volksprofessor Jan Wouter Vasbinder uit 1994 (!) er nog eens op na: Publiek gefinancierde universiteiten, studenten en onderzoek. Ook Jan Wouter spreekt over ‘de twee arena’s’ (1) de wetenschap, (2) het bedrijfsleven. Innovatie is ‘een ding’ van ‘het bedrijfsleven’ (link1, link2), mijn visie rondom Nederland Innovatieland 3.0 staat hier.

Hans Konstapel • Volgens mij zijn Wetenschap en Praktijk twee disjuncte domeinen.

In de Praktijk wordt Ervaring opgedaan. De Wetenschap probeert die Ervaring te versimpelen in een Theorie (Kennis).

Daarna wordt de Theorie als Ervaring verkocht omdat we de twee concepten door elkaar halen.

Als de “theorie’ is geimplementeerd blijkt de theorie niet “te werken” en moet er weer Ervaring worden opgedaan omdat die dan inmiddels compleet is verdwenen.

Het zou mooi zijn als de Ervaring die er is opgebouwd in onze Samenleving is “in kaart wordt gebracht” en dat we ophouden met mensen te voorzien van “onnodige Kennis”.

De mensen die Ervaring hebben zijn meestal wat ouder en de jongeren vinden datgene wat die ouderen allemaal te berde brengen maar onzin. Ze willen zelf ervaring opdoen.

Als ze die Ervaring hebben verzameld zijn ze inmiddels weer oud geworden en begint het spel opnieuw. 

Dit is allemaal erg mooi voor de werkgelegenheid maar het schiet niet echt op.