Enkele duidelijke en harde lessen m.b.t. venture capital

What are the chances of finding an investor?

YOUR CHANCES WILL RISE IF YOU USE COMMON SENSE
Zaterdag 5-2-2011
Many times, startups ask me what are the chances of finding an investor. But typical startup chances are a meaningless number. Chances of funding are dependent on the startup. Here some reasons why most start-ups don’t attract funding:
– 5 pct are crooks
– 5 pct are psychopaths
– 20 pct are “intellectually challenged” and will never understand simple rules of business
– 20 pct make beginner’s mistakes like choosing the wrong legal entity (sole proprietor, foundation, etc) and confusing a product description with a business plan plan. Before they have learned this basic stuff and get the attention of real investors, they have run out of gas.
– 45 pct think incorrectly that a great idea gives them a right to funding. Main problem here is arrogance.
– 5 pct can be a serious investment opportunity. Of this 5 pct, 1 pct closes a deal with an investor, 1 pct refuses to hire the relevant expertise (like lawyers) and 3 pct solves its finance problem in a totally different way.

So you see, getting funding is doable hard if you are not a crook, a psychopath, have average education or higher and if you just listen to advice from people who know the game.

What to do?

Any startup can increase its chances of funding by doing things like the following:
– finance the seed phase out of job income
– write a business plan that at least contains an executive summary,
go-to-market section and cash flow prognosis.
– founders work for minimum wage
– founders that have savings put part of it in the company (“skin in the game”)
– get experienced entrepreneurs on board
– stop being a startup by landing your first paying customers

Just some tips and if you look at it, it’s common sense. Believe me, 99 percent of startups don’t use common sense and that’s why they don’t attract Venturemedia.nl

(gepubliceerd na verkregen toestemming van Henny van der Pluijm)

Aanvulling 13 februari 2010
Henny van der Pluijm
Na draad te hebben doorgespit, hier mijn bijdrage waar het meeste tijd in ging zitten.

Silicon Valley-investeringen versus Technopartner-benadering

Tp = Technopartner
SV = Silicon Valley

1. Bedragen:
Tp: 8 miljoen per fonds, te verdelen over 10 bedrijven
SV: tussen 5 en 25 miljoen per investering

2. Oorsprong geld:
Tp: overheid en beleggers
SV: ondernemers

3. Houding investeerder tav risico:
Tp: Beperken door geld te sourcen bij ca. 10 beleggers, maal 2 door een achtergestelde lening van de overheid, dat over 10 bedrijven verdelen om risico verder te spreiden.
Merk op: drievoudige risicospreiding
SV: Accepteer vooraf dat je je investering kan kwijtraken. Als je het goed doet, krijg je inleg 100 keer terug.

4. Houding investeerder tav co-investeerders
Tp: Hoe we het fonds vullen, maakt niet echt uit. Met een paar miljoen voldoen we aan de Technopartner-criteria en dan schuift de overheid ook een paar miljoen

SV: Mijn eigen geld is in het geding, dus mijn investeringspartners moeten ervaren bedrijvenbouwers zijn die snappen wat ik doe en die mij op gezette momenten helpen dit van de grond te krijgen.

5. Houding ondernemer tav geld dat aan hem wordt verstrekt
Tp: Geld is geld, een investeerder is een investeerder. Verder zijn het aardige mensen als je ze eenmaal kent. Jammer dat ze een hoog rendement willen.

SV: Deze vent is een klojo, maar als we op ons 35e 100 miljoen dollar willen hebben, hebben we hem nodig.

6. Benadering investeerder tav beheer
Tp: We beginnen met een ton. Ondernemer haal eerste mijlpaal en krijgt volgende ton, etc. Merk op: Vierde niveau risicospreiding.
SV: Als we zeggen dat we 5, 10, 20 of 30 miljoen investeren, dan investeren we dat, zonder verdere condities. Een investeringsrelatie is een huwelijk, dat moet werken.

7. Betrokkenheid investeerder
Tp: We eisen een commissariszetel en vragen elke drie maanden rapportage. Als een financiële indicator zich niet ontwikkelt volgens het businessplan, komt er een gesprek.
SV: Samen met mijn partners die zich bewezen hebben, help ik ondernemers het pad naar winstgevendheid te verkorten, bijv. door prototyping, introducties, selectie van CRM-systemen, een verkooptraining regelen, uit de put te praten of wat verder nodig is.

8. Rol overheid.
Tp: Versterkt cultuur van middelmatigheid (bij ondernemers ens investeerders) door investeerders de kans te geven hun risico’s verder te spreiden. Ventures worden situatie NIET op hun merites beoordeeld en krijgen NIET de ondersteuning van ervaren bedrijvenbouwers die ze nodig hebben. De fondsmanagers gooien 10 keer een dobbelsteen, strijken 2 procent beheerpremie op en spreiden de risico’s voor hun aandeelhouders.
SV: Overheid is niet betrokken en nooit betrokken geweest. De meritocratie in Silicon Valley is uit zichzelf gegroeid uit de interactie van excellent ondernemerschap en technologie.

Interessante discussieonderwerpen @ Innovatie 2.0 – Community of Talents #CoT

Sinds november 2008 is de linkedin groep Innovatie 2.0 (#CoT) actief (zie ook deze presentatie). Inmiddels zijn er bijna 4000 leden van deze groep, en wordt er actief gedebatteerd over allerlei onderwerpen. Spijtig genoeg is de zoekfunctie niet al te best, en dat is jammer. Ik maak daarom van veel interessante discussie (maar zeker niet alle) een pdf-je aan. Hieronder een overzicht van de titels die ik in mijn dossier heb zitten:

No Comment – Jonas Ridderstråle @ Food Valley Congress 2010

Het Food Valley congres afgelopen donderdag in Ede was weer perfect georganiseerd. Natuurlijk is het belangrijkste van de dag dat Nsure de Food Valley Award heeft gewonnen. Eindelijk een B2B innovatiebedrijf dat deze prijs wint. Ik gun het Monique van harte en ze heeft het echt verdient; gefeliciteerd.

De lezing van Jonas Ridderstråle (managemenguru) stak deze dag met kop en schouders uit boven alle ander lezingen. Ik ben zo brutaal geweest om de lezing -op de eerste paar minuten na- op te nemen. De lezing duurt een half uurtje, de slides zijn niet zo belangrijk, dus zet gewoon je computer aan, en luister goed. Jonas haalt veel punten naar voren waar Jarvis ook over schrijft, maar ook waar Harold van Garderen expert in is.

“Organisation have to become more like a laboratorium, including how to deal with failures”. Harold noemt dat Safe-fail, Veilig falen. Grote organisaties zijn immers complexe addaptieve systemen. Jones heeft het over organisaties, en welk effect internet en social media heeft op de organisaties.

Ned Hermann, personeelsbeleid, creativiteit en innovatie

De lijn op foodlog over het interview met Jan Peter van Doorn bevat veel interessante invalshoeken (“een goed product heeft geen marketing nodig”). Niet geheel ontoevallig gaat zo’n discussie dan ook over het verschil tussen management en leiderschap. Dat leek me een mooi moment om te wijzen naar “geen motivatie zonder inspiratie” en vooral het onderstaande youtube filmpje.

De logische vraag daarom van Pieternel van Velden aan mij was:

@Wouter, is het wellicht een gebrek aan creativiteit? Hebben managers geleerd creatief te denken of trends te snuffelen?

En dat is nu eigenlijk een beetje een open deur om wat meer te vertellen over cultuur en personeelsbeleid. Ik gebruik daarbij ook het model van Ned Hemann Brain Dominance (NHBD) dat ik ook in mijn trainingen “Projectmanagement van Innovatietrajecten” graag laat zien. Mijn reactie op de vraag van Pieternel van Velden was (de lijn op foodlog is vanaf hier te lezen):



Ja, Gebrek aan innovatief vermogen heeft inderdaad te maken met ‘gebrek aan creativiteit’, ‘gebrek aan kunnen fantaseren’ en vooral de ‘angst van de verandering’ kortom de ‘onzekerheid van het onbekend’. Nu heb je per definitie niets aan een ‘monocultuur’, kortom 100% managers of juist 100% vrij denkers in een organisatie zijn beide fout. De kunst is om 20% inspiratie en creativiteit op een effectieve manier in een doe-stemming (80% van het (zweet)werk) te zetten. Kortom je hebt een divers team nodig met verschillende rollen, maar vooral verschillende type mensen.

Wat je bij veel organisaties ziet, is dat mensen geselecteerd worden die ‘passen’ binnen de huidige cultuur, het resultaat is vaak dat je ‘gelijk’ gestemden aanneemt (met de eerder genoemde monocultuur als resultaat). Teambuilding en vorming van hetrogene teams, is een cruciale vaardigheid voor elke moderen organisatie heden ten dagen. Zelf geef ik bijna 8 jaar 5x per jaar training in Projectmanagement rondom Innovatie. Dit soort inzichten zijn een essentieel onderdeel (en daarmee een belangrijk onderdeel van innovatiemanagement). Hoeveel tijd heb je 🙂 ? 

Juist in wat klassiekere sectoren -en de tuinbouw is daar een goed voorbeeld van- zijn dit soort inzichten totaal onbekend, waardoor men als ‘lemmings’ samen de afgrond inloopt. Zelfs zelfbenoemde marketeers uit het westland (ik noem ze grafisch vormgevers die leuk logo’s kunnen maken), hebben zelden oog voor innovatie en positionering. En outsiders zoals Jan Peter (maar ook Willem&Drees;) worden als ‘niet van ons’ en dus als bedreigend ervaren. Vandaar mijn opmerking dat het een cultuur-issue is

(een volgende keer een stukje over: “we doen lekker alles zelf, want dat is lekker goedkoop” en “mijn vak is het moeilijkst.belangrijkst, die van jouw leer ik op vrijdagmiddag ff bij”, en alle effecten die dat type ‘denken’ met zich meebrengt). 



Aanvulling 5 december 2010
Zonet een mooie quote van Dick op Foodlog:

Hoe krijg je romantische alfa’s, mensengedrag-kennende gamma’s en materie-deskundige beta’s toch eens samen aan het denken over de toekomst? De kloof tussen die drie schijnt nogal diep.

Mijn antwoord:

Goede vraag. Volgens mij begint het met respect voor elkaars discipline. Geen van deze disciplines is “het” belangrijkste. Ten tweede begint het met de erkenning van het feit dat mensen ‘verschillende denkvoorkeuren’ hebben. Lees dit stukje maar eens.

Zoals je ziet is er nog een vierde categorie: de procedure volger; voor wie het proces belangrijker is dan het gevoel en/of de inhoud. 🙂 Professionele organisaties gebruiken dit soort inzichten om goede teams te maken.

Jan Peter van Doorn: Een goed product heeft geen marketing nodig

Zelf ben ik geen marketeer, al denk ik natuurlijk wel goed na over ‘verkoop’ en vooral over de toekomst van verkoop(modellen) in relatie tot business modellen. Innovatie en marketing zijn voor mij broer en zus, het is lastig om ze los van elkaar te koppelen. In mijn presentaties mag ik daarom graag gebruik maken van een uitspraak van Peter Drucker uit 1954 (bekijk ook enkele andere uitspraken):

“… any business enterprise has two – and only these two – basic functions: 



marketing and innovation”

Wel zet ik daar ook graag een tweede uitspraak tegenover.

“Markets that don’t exist can’t be analysed” 



The (market) entrence of disruptive innovative technologies will not be predected by marketing departments or consumer panels

Klassiek marketingonderzoek heeft daarom niet veel zin als je bezig bent met disruptieve innovaties, waarbij je per definitie eigenlijk een blue-ocean aan het creëren bent. Een nieuwe productcategorie verzinnen heeft alleen zin als je rekening houdt met (a) de ontwikkeling van nieuwe technologie, (b) zwakke signalen kunt detecteren, (c) rekening houdt met de grote maatschappelijk trends zoals vergrijzing, duurzaamheid, gemak en plezier, (d) je slim nadenkt over het business model (nu is ook helder waarom TOP samen met Harold Van Garderen het bedrijf TOP Innosense recent heeft opgezet 🙂).

Vorig jaar oktober schreef ik een kort stukje over het verschil tussen intrinsiek en extrensieke eigenschappen van producten (in de food sector helemaal lastig). Ik denk dat dit verschil weer kleiner zal gaan worden (Jan Peter, noemt dat hieronder Authentiek). Eerlijk communiceren over producten is natuurlijk ook de basis van kijk of het klopt (zie ook link) Ook een jaar geleden heb ik kort een samenvatting gemaakt van het boek ‘What would google do’ , ook dat boek gaat over de toekomst van ‘verkoop’.

Wat ik interessant vind, is dat onder andere door internet en social media, het aantal communicatiekanalen sterk is gegroeit. Professioneel communicern met impact wordt gek genoeg duurder, terwijl het zenden nu goedkoper dan ooit is. Trek je deze trend door, dan zou je zeggen dat de waarde van een advertentie op termijn gaan afbouwen. En stel dat dat zou is, wat betekent dat dan voor Google en alle andere (media) bedrijven die nu een zakelijk model hebben gebaseerd op reclame inkomsten? Zelf denk ik dat we weer terug gaan naar de nieuwe ambacht (zie ook #CoT dicussie op linkedin) en dat de klassieke verkoop via grote marketingbudgetten op een doodlopend spoor zit (maar een glazen bol heb ik niet). Onze eigen Nederlandse marketing goeroe Jan Peter van Doorn is door Pieternel geïnterviewd en het resultaat staat hieronder (zie ook discussie op foodlog):

Uit het Weekblad Groenten & Fruit – geschreven door Pieternel van Velden: 

Een goed product heeft geen marketing nodig, vindt Jan Peter van Doorn. Zorg dus voor goede producten en leg uit, vertel waarom ze zo goed zijn. Boeren en tuinders hebben geen marketingprobleem, maar een identiteitsprobleem.

Jan Peter van Doorn volgt de agrarische sector al lange tijd. Als reclame- en marketingman pur sang kijkt hij terug op een lange carrière vol campagnes voor grote bedrijven, waaronder de food- en retailsector. In zijn ogen moet de voedingstuinbouw die platgetreden paden niet bewandelen, maar naar nieuwe wegen zoeken.

Wat kan marketing betekenen voor de voedingstuinbouw?
“Marketing is beïnvloeden. Marketing is macht. Marketing is alleen geen wondermiddel meer. Naar mijn mening loopt marketing van de twintigste eeuw op z’n laatste benen. Het is geen geheim dat grote bedrijven op dit moment hun strategie wijzigen, omdat deze niet meer werkt. Het tijdsbeeld verandert. Consumenten laten zich niets meer aanpraten. Ze willen niet voorgekauwd of genept worden, maar eisen echtheid. Ze willen als verstandige mensen worden benaderd, niet als ‘couch potatoes’.

De voedingstuinbouw heeft één voordeel op de voedingsindustrie. De sector heeft weinig aan marketing gedaan, dus hoeft ook niet de ‘ontmarkten’. Zonder die bagage kunnen tuinders dus nieuwe wegen inslaan. Uitgangspunt is het product. Dat moet kwalitatief heel goed zijn. Een goed product heeft geen marketing nodig. Daarover vertelen, die boodschap brengen is genoeg. Jezelf zichtbaar maken, uit het schuttersputje en uit de slachtofferrol is het devies.”

Dat klinkt wel erg makkelijk. “Dat is het in wezen ook, maar de teler zal wel moeten leren zijn verhaal te vertellen. Tot op heden heeft hij verteld dat hij nog meer paprika’s of komkommers kan maken voor een nog lagere prijs. En dat is een doodlopende weg gebleken, want er is altijd iemand die nog goedkoper kan leveren. Het buitenland, bijvoorbeeld.

Natuurlijk is de situatie beroerd. Ik zou er zelf zo ongelukkig van worden als ik zo afhankelijk was van het weer, de bank en het energiebedrijf. Maar ik zou de oorzaak toch voor een belangrijk deel bij mezelf zoeken, in plaats van bij die stomme consument of lakse overheid.”

Waar ligt de toekomst van tuinbouwbedrijven?
“Het gaat volgens mij twee kanten op. Een deel van de ondernemers zal zich richten op industriële productie van groenten en fruit. Dit zijn ondernemers, die je op dit moment van crisis ook nauwelijks hoort. Die vinden hun eigen weg en hebben de anderen niet nodig. Industriële productie is nodig om de bevolking van voldoende voedsel te voorzien.
Volgens kenners hebben we in Nederland bijzonder vruchtbare grond. Als ik alle verhalen hoor over lage rendementen, dan vraag is me af of we die vruchtbare grond wel optimaal genoeg gebruiken.

Een ander deel van de tuinbouwondernemers gaat zich ontwikkelen tot ‘traitteur’. Zij maken iets bijzonders, met een verhaal erbij. Dat kan een bepaalde dienst zijn, een speciaal product of een verwerkt product. 

In relatie tot vruchtbare grond zou dit wel eens een groeimarkt kunnen zijn met behoorlijke rendementen. Tenminste, als ze er in slagen deze producten relevant te maken. Relevant genoeg om de concurrentie met bankstellen, vakanties en dergelijke aan te gaan. Maar in feite geldt dat voor de hele voedingssector. Eten is nog niet belangrijk genoeg.”

Waarom is het voor de teler zo moeilijk om zijn verhaal te vertellen?
“Dat zit als het ware in de genen. De agrariër heeft geen marketingprobleem, maar een identiteitsprobleem. Op het wat scherp te zetten: een ingebakken minderwaardigheidsprobleem. Bang voor de stad, de wereld, de consument.

Ik ken zowel de stad als het platteland. Naarmate de tijd vordert zie ik die twee steeds meer uit elkaar groeien. Agrariërs voelen zich veilig in hun eigen habitat. Dat zie je eigenlijk aan hun hele gedrag. Hun vriendenkring, interesses, het leven in een veilige omgeving. Je ziet eigenlijk niet of nauwelijks dat ze zich ontwikkelen tot wereldburgers. 

Die emancipatie is nodig om meer zelfvertrouwen te ontwikkelen. Met het ontwikkelen van een eigen identiteit ontwikkelen zij ook het vermogen om voor hun product te staan en het voor een eerlijke en goede prijs te verkopen, waarmee de afhankelijkheid en het gevoel van machteloosheid voor de omgeving afneemt.

Eigenlijk verwachten agrariërs dat de stedeling naar hen toe komt. En die bereidheid is er zeker, merk ik. Steeds meer mensen in de stad zijn bewust bezig met hun voedsel, of het nu om gezondheid gaat of culinair genot. Nu die stap om beide werelden samen te brengen.
Breng de stad naar het platteland en andersom. Wat kun je leren van elkaar? Het belangrijkste is misschien wel communicatie. In de stad zitten we boven op elkaar. We moeten wel communiceren om met elkaar om te gaan.
Ik denk trouwens dat dit proces verder gaat dan communicatie. Er ligt ook werk voor architecten en planologen. Integratie van tuinbouw en stedenbouw.”

Maar nu graag een paar ‘vernieuwde’ marketingtips voor boer en tuinder
“Ah, daar zijn we weer: marketing tips.

Okay, als eerste noem ik ‘authenticiteit’. Zorg voor een goede basiskwaliteit en hanteer die norm. Maak dus een product waar jezelf volledig achter kan staan. Twee eigenschappen zijn dan belangrijk: onderscheidingsvermogen of kritisch vermogen en vakmanschap. Eigenschappen die door hoge druk en stress nogal verwaterd zijn.

Dat er in de tuinbouw grote volumes bestaan lijkt onvermijdelijk, maar ook dan blijft het om kwaliteit draaien. Tot nu toe heeft de sector het geluk gehad dat consumenten echte kwaliteit niet herkennen, maar dat begint nu snel te veranderen.

Ik adviseer de tuinder om dicht bij zichzelf te blijven. Past een industrieel product bij hem, of wil hij zich onderscheiden. Laat hem doen waar hij goed in is. En vooral waar hij blij van wordt. Een andere keuze is er niet. Gewoon het goed benutten van kansen en het uitventen van mogelijkheden. Dit alles moet leiden tot wat je de primaire betekenis van marketing zou kunnen noemen: relevant onderscheid. Les één van marketing. Meer marketing is er eigenlijk niet.”

Dat is het?
“Ja. Zorg er voor dat je als sector oogcontact maakt met de samenleving en schudt dat minderwaardigheidscomplex af. Neem deel aan de maatschappij.”

Ontploeteren
Jan Peter van Doorn heeft ruime ervaring in reclame en marketing. Als strateeg werkte hij bij Prad en JWT. Tien jaar lang had hij zijn eigen bureau, Benjamens van Doorn Euro RSCG en werkte voor opdrachtgevers als Heineken, Douwe Egberts, Nuon, ABN, Achmea, Unilever, Delta Loyd, Ministerie LNV, Ministerie Verkeer en Waterstaat en retailers als Albert Heijn en C1000. De afgelopen tien jaar is hij getriggerd door het thema ‘identiteit’. Hij schreef twee boeken: ‘Ontploeteren, zie het, snap het, doe het’ en ‘De ontdekking van je ding’. Je vindt ze op http://www.janpetervandoorn.nl

Aanvulling 22 November 2010
Jan Peter heeft zonet een geweldig stuk geschreven op Foodlog met de titel “ik ben boos”

Geen Innovatie zonder Motivatie!

“Geen innovatie zonder motivatie” is het pamflet van Ronald Van Raak (SP, zoals jullie inmiddels weten niet echt mijn politieke kleur). Ik had het een tijdje geleden al gelezen, maar zonet verwees Guus Loehlefink op #CoT nogmaals naar een link in de discussie met de titel “Innovatieplatform is mislukt”. Ronald doet zijn achternaam eer aan. Zijn pamflet is raak. Lees het pamflet hier nogmaals op de SP site na. Hieronder enkele citaten uit het betreffende stuk die mij wel aanspreken:

De activiteiten van het Innovatieplatform zullen de gewenste nieuwe gouden eeuw niet dichterbij brengen. Niet in de wetenschappen, maar ook niet in de economie. Het tegendeel zal eerder het geval zijn: vernieuwingen in het bedrijfsleven en in de publieke sector worden juist beperkt. Bestaande tendenties als minder academische vorming in het hoger onderwijs en een afnemende onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek zullen worden versterkt. Een innovatieve samenleving is niet mogelijk zonder gemotiveerde mensen. Herstel van de institutionele trots in bedrijven, overheden en scholen is een eerste voorwaarde om bange ondernemers, wantrouwende ambtenaren, gebonden onderzoekers en calculerende studenten te motiveren tot innovatie.

Ik deel deze stelling in eerste instantie gaat het om motivatie en de inzet van talent. En motivatie zou wat mij betreft moeten gaan om intrinsieke motivatie. Ondernemerschap en de bijbehorende trots zijn daarnaast ook belangrijk om een echte innoverende samenleving te creeeren.
……

Zoals het mislukken van de in 2000 opgestelde Lissabon-agenda, die Europa in 2010 zou moeten omvormen tot de meest competatieve en dynamische kenniseconomie in de wereld. Veel kritiek is er ook op de weinig innovatieve samenstelling van het Innovatieplatform, dat in de beste poldertraditie weer veel oude gezichten uit de politiek, de publieke sector en het bedrijfsleven bij elkaar heeft gebracht.

Ik die altijd wat lachering over “kenniseconomie” en de lissabon criteria. Indicatoren als R&D als % van BNP zeggen helemaal niets over innovatievermogen. Ook ben ik voor een innovatiemaatschappij (want deze levert geld op) en niet voor een kennismaatschappij (want deze kost geld).
……

Het louter commerciële karakter van innovatie komt ook tot uitdrukking in de definitie die wordt gehanteerd door de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid, die innovatie omschrijft als ‘het met succes naar de markt brengen van nieuwe, verbeterde, of meer concurrerende producten, processen, diensten of organisatievormen. Maatschappelijk nut wordt hier opgevat in termen van commerciële meerwaarde. Terecht merkt de Adviesraad op dat innovatie niet hetzelfde is als inventie, of het bedenken van iets nieuws. Door deze definitie te kiezen worden veel problemen uit de weg gegaan, zoals de vraag hoe in een samenleving de te vermarkten vernieuwingen het beste tot stand worden gebracht.

Dit is een lastige, ook ik maar expliciet onderscheid tussen innovatie en inventie (zie ook definities). Maar innovatie kan ook gaan om het maatschappelijk of sociale effect van de inventie wat mij betreft.
……

In Trouw stelde hij vast dat ondernemers creatiever moeten worden en meer lef moeten tonen. ‘Ondernemerschap en het nemen van risico’s zit niet zo ingebakken in onze cultuur’, meldde ook staatssecretaris Van Gennip aan de Tweede Kamer.

Tja, dat is spijtig genoeg waar. Bij ons vragen potentiele ondernemers vaak naar ‘hun pensioen’, dan weet ik al voldoende. De zekerheid blijft belangrijk.
……

Dat nu subsidie wordt gegeven aan de meest veelbelovende bedrijven lijkt op het eerste gezicht een investering in succes. Maar als deze sectoren zo succesvol zijn, waarom is dan overheidssteun noodzakelijk? Het is een onbewezen aanname dat juist de grootste bedrijven het meest innovatief zijn. Veel is ook te zeggen voor steun aan nieuwe en kleine ondernemingen

Dit is een lastige. Ik ben gedeeltelijk voor het suporten van een beperkt aantal sectoren. Sectoren die passen in een lange termijn strategie (b.v. verduurzaming). Ik vind echter ook dat grote en sterke bedrijven zelf hun broek op zouden moeten kunnen houden. Support high-tech MKB is beter, en geef grote bedrijven een subsidieplatform.
……

In debatten over innovatie wordt vaak gesproken over de zogenaamde ‘kennisparadox’, d.i. het verschijnsel dat in Nederland relatief weinig van de aan universiteiten en onderzoeksinstituten ontwikkelde kennis commercieel wordt toegepast. Het is echter de vraag of dit in de eerste plaats is toe te schrijven aan de universiteiten, of veel meer aan het gebrek aan ondernemingszin bij bedrijven en overheden.

Dit is natuurlijk een waarheid als een koe. De Valley of Death overbruggen is de grootste uitdaging. En hier ligt de taak van ondernemers (en niet van universiteiten. Ik heb zelf niets met ‘ondernemende universiteiten’).
……

Ook in het universitaire onderzoek heeft de markt al volop haar intrede gedaan. Een snel toenemend aandeel van het academisch onderzoek wordt gedaan in opdracht van bedrijven en overheden. Tevens is er sprake van een enorme toename van het aantal bijzonder hoogleraren, die vaak ook inhoudelijk nauwe banden onderhouden met hun subsidieverleners. Het binnenhalen van externe opdrachten is een steeds belangrijker criterium waarop hoogleraren op dit moment worden afgerekend.

Klopt, het resultaat is kwalitatief en kwantitatief minder baanbrekend onderzoek. Mijn ideeen over de rol van de universiteiten heb ik duidelijk gemaakt in Nederland Innovatieland 3.0.
…..

Ook de politiek kan hier een grote rol spelen, door beter toezicht op sponsoring en derdegeldstromen, door meer te investeren in zuiver wetenschappelijk onderzoek en hoger onderwijs en door het optuigen van een toegankelijk stelsel van studiefinanciering.

Hier wordt ook in de #CoT brief aan de informateur naar verwezen. Ook pamflet in de maak rondom #NLI30 gaat hier over.

Aanvulling 10 augustus 2010:
Over motivatie, en vooral de rol van beloning op motivatie, is een leuk filmpje gemaakt.

Jean-Paul Close in het zonnetje gezet (Stad van Morgen)

Jean-Paul Close heb ik leren kennen via #Cot (Innovatie 2.0 – Community of Talents); hij is oprichter en initiator van De stad van Morgen. Binnen de Stad van Morgen probeert Jean-Paul via het 4x winst model onze maatschappij te verduurzamen, waarbij het dienstbaar multidimensioneel ondernemerschap centraal staat.

Ondanks dat ik soms vind dat Jean-Paul Close wat ’te’ holistisch is en soms een beetje teveel wilt gaan zweven (al zegt dat vast veel meer over mijzelf 🙂 , zie ook mijn eerder stuk over emergentie versus reductionisme), heb ik heel veel respect voor Jean-Paul en zijn initiatief, en vandaar dat ik vandaag hem in het zonnetje wil zetten. Zelf ben ik overigens ook een ‘holist’ (emergentie), ook ik geloof immers dat het geheel niet verklaard kan worden door de som-der-dingen alleen, maar met ’te’ holistisch bedoel ik dat je ook concreetheid kunt verliezen. Jean-Paul probeert zijn ideeën op een positieve manier te delen met derden, en daarmee inspireert hij zeker. Wat mij persoonlijk bevalt is dat ook Jean-Close ondernemerschap en duurzaamheid centraal zet (en niet ‘de overheid’).

Binnen de “Stad van Morgen” introduceren hij een transformatieproject voor ondernemingen en de maatschappij “van binnen naar buiten”. Jean-Paul en zijn collega’s weten niet waar ze beginnen, en ook niet waar ze eindigen. Jean-Paul werkt hierin samen met:
– Herman Wijffels – Oud CEO Rabobank, Oud VN Wereldbank,
– Prof. Paul de Blot – Hoogleraar Business Spiritualiteit
– Jan H. Mattsson – CEO ValuesOnline

Recent heeft Jean-Paul een lezing gegeven bij de gemeente Eindhoven met de titel “De Angst voor de Ander”. Neem even 15 minuten om naar zijn lezing te kijken en luisteren. Een mooi verhaal over (bedrijfs-)cultuur en vooral een mooi verhaal over de persoonlijke ervaringen van Jean-Paul.

Nederland Innovatieland 3.0 – Introductie (deel 1)

Afgelopen november heb ik enkele stukken -het gaan er uiteindelijk 9 worden- geschreven over innovatiemanagement. In 2009 heb ik meerdere lezingen gegeven over dit onderwerp en specifiek ben ik ingegaan op het innovatiebeleid in Nederland. Ook wordt sinds bijna twee jaar de discussie (en oplossingen!) op de LinkedIn groep Innovatie 2.0-Community of Talents gevoerd (#CoT) ).

Ik ben over het huidige beleid namelijk niet zo tevreden (al gaan er zaken heus wel goed; het is niet allemaal slecht). Ook ben ik behoorlijk kritisch over de rol van TNO, DLO/WUR (link1 en link2) en de manier waarop vele universiteiten de ‘ondernemende universiteit’ uithangen. Ook zijn inmiddels de brede heroverweging van de ambtelijke werkgroepen met hun rapportages gepubliceerd (8. innovatie en onderzoek). Met pasen gaf ik aan daar nog op te willen reageren, maar ik heb nog geen tijd gehad om een stukje te schrijven.

De vraag is natuurlijk wat dan het alternatief is. Het alternatief is in mijn ogen een concept wat ik noem Nederland Innovatieland 3.0. De essentie is dat ik sterk onderscheid maak tussen innoveren en tussen het doen van onderzoek. Dit zijn verschillende takken van sport (zie link). In een van de volgende delen ga ik uitvoerig in op dit concept.

Laten we nu eerst eens bekijken hoe de huidige situatie in financiële termen in elkaar zit. Onderstaand plaatje komt uit een rapport “Nederland 2020, terug in de top 5” van het Innovatieplaform. Het Innovatieplatform heeft enkele goede rapportges gemaakt, maar verder niet zo heel veel gepresteerd (lees ook het boek van Frans NautaHet innovatieplaform“, als de helft waar is, dan is dat al schokkend)

Het is kortom een behoorlijk complex landschap waar heel veel geld in omgaat. Het zou interessant zijn om ook in dit plaatje alle decentrale initiatieven van provincies en gemeenten in kaart te brengen. Vandaag stond in de NRC een kritisch stuk over het innovatiebeleid in Nederland. Een van de grotere problemen die ik zie, is dat we teveel een polder-maatschappij hebben gericht op de middenmoot, en dat we te weinig durven te kiezen. Gevestigde belangen (TNO, DLO, Universiteiten, Philips, Unilever, Shell) hebben een heel grote vinger in de pap (zie ook de tabel hieronder over de financiering van de grotere kennisinstellingen in NL. **). Daar tegenover staan veel politici en beleidsambtenaren wiens kennisniveau rondom innovatiemanagement niet al te groot is (en voor deze groep mensen heb ik dus de serie over innovatiemanagement geschreven).

Een volgende keer ga ik als onderdeel van deze serie schrijven over:
Nederland Innovatieland 3.0 (ik wil een innovatieland en niet een kenniseconomie)
– Een reactie geven op de brede heroverweging
– Waarom ik van mening ben dat in onze nieuwe maatschappij TNO en DLO een beperkte rol hebben.
– Het belang van design doing (Harold van Garderen : practice what you preach)
– Waarom innovatie meestal van buiten komt

** ik twijfel over de correctheid van deze cijfers. in de praktijk worden semantische spelletjes gespeeld, subsidies worden bijvoorbeeld meegeteld bij inkomsten vanuit de Markt. Voor TNO ziet de begroting er ruwweg als volgt uit (1) 200 miljoen directe middelen, (2) 200 miljoen subsidies (EU, EZ, regio), (3) 100 miljoen via opdrachten overheid, (4) 100 miljoen via opdrachten vanuit het bedrijfsleven. De inkomsten van WU (lees ook het artikel in de Resource – DLO en Markt & het artikel Wagenigen zinkt) zijn als volgt:

Aanvulling d.d. 5 mei 2010
Zie ook de lopende discussies op linkedin (link1, artikel NRC & link2, discussie WdH) en lees ook het artikel van Ronald van Raak (SP, niet mijn persoonlijke kleur) eens na. In het stuk van Raak staan een paar zeer goede opmerkingen, die zeker ook relevant zijn voor Nederland innovatieland 3.0.

Aanvulling d.d. 7 mei 2010
Op pagina 5 van de discussie over het NRC artikel staat een lange reactie van mij:

Nederland Innovatieland 3.0 *
– we gaan weer onderscheid maken tussen innovatie (iets nieuws succesvol op de markt zetten) en onderzoek (analyseren hoe iets in elkaar zit). Innovatie is een taak van ondernemers en bedrijven. ******
– economisch gezien heb ik liever een innovatie-land (levert geld en werkgelegenheid op) dan een kennisland (want kost vooral geld). Let wel, minder dan 5% van de kennis komt uit NL, de rest uit de rest van de wereld. Jan Wouter geeft terecht aan dat er verschillende arena’s zijn. **
– Liever search dan research. Het wiel opnieuw uitvinden is (maatschappelijk en zakelijk) dom.
– Universiteiten gaan stoppen met derde geldstroom onderzoek. Eerste en tweede geldstromen worden weer groter. Universiteiten gaan zich alleen richten op (1) fundamenteel onderzoek, (2) excellent onderwijs. Universiteiten sluiten alle advies, consultancy, ontwerp en ontwikkelings BV’s en stichtingen. Of markt OF privaat.
– al het door de maatschappij betaalde onderzoek wordt 100% weer vrij gegeven aan de maatschappij. Kortom publicatieplicht (en graag opensource, pdfje op het net). Geheimhouding is er niet meer bij.
– Octrooien van universiteiten worden openbaar geveild (taak voor agentschapNL), 30% van de opbrengst is voor de universiteit, de rest is voor de maatschappij.
– Kennisinstellingen (TNO ***, DLO) gaan 100% privaat ZONDER basisfinanciering van de overheid. (uitgezonderd de onderdelen met een 100% maatschappelijke functie).
– we gaan kennis en innovatie als een ‘markt’ zien (uitgezonderd onze universiteiten). Het creëren van een level playing field is daarbij essentieel. Lees vooral Cie Cohen “markt en Overheid”. hybride organisaties zijn two-face monsters ****
– Onderzoeksopdrachten die de overheid uitgevoerd wil zien worden, worden openbaar aanbesteed (onderzoek is nu nog uitgesloten van Europese aanbestedingsregels). En dat geldt dan ook voor LNV 🙂 *****
– elk bedrijf (groot of klein) krijgt een subsidieplafon van bijvoorbeeld maximaal 3.000.000 per jaar.
– Veel kleine projecten i.p.v. een paar grote. Liever 10x 500k dan 1x 5.000k.
Vervolg …..
– meer lenen en minder geven (=subsidie). Een lening die omgezet wordt in een gift bij het behalen van doelen is ook mogelijk. En graag concrete tastbare doelen (papier is (te) geduldig).
– Overheden gaan meer als (risiconemende) launching costumer optreden. (zie ook de discussie hier op linkedin van een jaar gelden).
– Grote innovatiepatforms e.d, lopen m.b.t. thema’s altijd achter de feiten aan. Innovatie is per definitie een ongrijpbaar en onstuurbaar proces (vergelijk het met de biologie en Darwin; “de best aangepaste overleeft”).
– We gaan over tot 1 centrale subsidie-instantie (AgentschapNL). Nederland is klein (en een grote regio), subsidiesverstrekken is een specialisme. Gemeentes en provincies gaan dus stoppen met deze activiteiten (of besteden het proces volledig uit bij AgentschapNL).
– We gaan ons realiseren dat de kennis nu in de maatschappij zit. Experts zitten bij bedrijven, en al lang niet meer per definitie bij universiteiten en kennisinstellingen. (zie ook een eerder discussie hier op linkedin).
– Design Doing. Practice what you preach (met dank aan Harold)
– de situatie van de kennis en innovatiesector is vergelijkbaar met die van de publieke omroepen. Op papier ziet het er leuk en vriendelijk uit, in de praktijk werkt het totaal niet. *******

Een volledig pamflet is in de maak. Het roer moet om!

* http://wdeheij.blogspot.com/2010/05/nederand-innovatieland-30-introductie.html
** http://www.managementboek.nl/boek/9789027423351/innoveren_-_begrippen_praktijk_perspectieven_theo_groen
*** http://wdeheij.blogspot.com/2009/10/de-kapper-en-tno.html
**** http://www.hybrideorganisaties.nl/publications/overzicht-discussie-markt-en-overheid
***** LNV kan overigens wat mij betreft worden opgeheven.
****** http://wdeheij.blogspot.com/2010/03/waarom-het-ene-onderzoek-niet-het.html
******* http://wdeheij.blogspot.com/2010/01/herbert-blankesteijn-in-het-zonnetje.html

Via tip op #CoT een eigen F4I tagcloud

Vanavond merkte Liesbeth op dat ik al een tijdje geen stukje op mijn blog heb geschreven. Ze heeft gelijk. Ik heb echter nu geen tijd. Straks moet ik eerst nog mijn koffer inpakken. Morgenochtend vertrek ik vroeg naar Barcelona. TOP b.v. heeft een plekje op het Holland Paviljoen op de Alimentaria.

Samen met Perfotec laten we de door TOP b.v. ontwikkelde nieuwe ademhalingsmeter zien. En natuurlijk brengen we ook pascalisatie onder de aandacht. Kortom we geven antwoord op de vraag: “hoe verbeter je de kwaliteit en houdbaarheid van vers (bewerkte) producten?”.

Natuurlijk heb ik me zonet eerst laten afleiden, door de Community of Talents (CoT) groep op LinkedIn eerst even te bezoeken. Nico heeft het idee geopperd op een Tagcloud van #CoT te maken. En Stephan kwam met een goede freeware tip: Wordle

Ik kon het niet laten :-), hierbij een TagCloud van dit blog; “Food4Innovations” (ik twijfel wel een beetje aan de uitkomst, ik kan met niet voorstellen dat het woord “onderzoek” zo vaak voorkomt).

Pot met Goud en een discussie op CoT over innovatie(management)

Vandaag ben ik de gehele dag op pad geweest, en heb dus ook weer de nodige auto kilometers gemaakt. Op de heenweg vanochtend op BNR heb ik een heel interessant interview gehoord met de auteur van Pot met Goud, zakenman en Quote 500 lid Jacob Gelt Dekker. Ik kan een ieder aanraden om toch even een uurtje de tijd te nemen en naar het fragment te gaan luisteren (let op, het nieuws na een half uur onderbreekt het inteview heel even) . Tijdens het rijden heb ik een paar uitspraken op papier geschreven (niet echt ongevaarlijk schrijven en rijden tegelijkertijd 🙂 ).

Ik heb een paar persoonlijke meningen bij elk van de uitspraken geplaatst:

1- “God is dood, het socialisme is dood en nu is ook het kapitalisme dood. We zitten in een transitie fase, naar een nieuwe maatschappelijk evenwicht”. (WdH : ik voel dat ook zo)

2- “Hoe meer onderwijs een samenleving heeft, hoe platter deze samenleving kan worden”. (WdH : mijn interpretatie, de toegevoegde waarde van veel overheidslagen is op termijn laag. Een directe (internet?) democratie gaat het wel regelen).

3- “Onderwijs is niet iets waar scholen en universiteiten het monopolie op hebben. Ik denk dat 60% van het onderwijs nu verloop vanuit de samenleving. Bijvoorbeeld via de media zoals BNR en via internet”. (WdH : ook deze uitspraak is uit mijn hart gegrepen, ook ik denk dat universiteiten, scholen en kennisinstelingen al lang geen kennismonopolie meer hebben. Mijn ervaring is dat “de kennis” tegenwoordig helemaal in de maatschappij zit. Dit is een belangrijk gegeven rondom de vraag “hoe gaan we een Nederland Innovatieland 3.0” creeeren. En vooral een belangrijke observatie voor overheden, die nu nog steeds alles op alles lijken te zetten om de klassieke kennisinfrastructuur te ‘spekken’ en in stand te houden. Link1 & link2)

http://vimeo.com/moogaloop.swf?clip_id=7984607&server=vimeo.com&show_title=1&show_byline=0&show_portrait=0&color=f0000c&fullscreen=1

Jacob Gelt Dekker from TEDxAmsterdam on Vimeo.

Vanavond heb ik natuurlijk ook mijn favoriete discussieplatform Innovatie 2.0 – Community of Talents nog even gelezen. Hieronder een klein stukje discussie – wel aangepast en ingedikt door ondergetekende – dat goed past bij de serie Innovatie Management die ik aan het schrijven ben. Veel van de gevoerde discussies zijn heel erg interessant. LinkedIn verwijdert discussies na een maand of 6, de meest interessante discussies digitaliseer ik daarom (of plaats ik hier op mijn blog). Ik hoop dat we binnenkort met een man of 10 gezamenlijk een boek kunnen gaan schrijven. Materiaal genoeg.

Jan Jaap
Al sinds mijn focus op innovatie staat gericht, nu zo’n 10 jaar, manifesteert deze discipline zich door kopstukken die met een microfoon in de hand successtories zalen inslingeren. allemaal case histories. In innovatiemanagement heet dit ‘lifecyclemanegement”; het blijven steken in een herhaling van zetten. Geen vernieuwing, geen toegevoegde waarde, geen winst. Alleen een ademloos luisterende zaal vol met mensen die geen notie hebben van wat vernieuwing/ innovatie eigenlijk betekent en wat dit van een organisatie vraagt.

Als we zo doorgaan met dit soort holle seminars (die overigens wel lekker verdienen), kweken we een generatie van kopieerders, die door middel van karaoke management middelmatigheid blijven genereren, terwijl we in dit land (en in Europa) juist moeten excelleren. Laten we iets anders verzinnen, waardoor innovatie gaat leven, welke mindset je hiervoor moet oproepen en hoe het vuurtje aan de gang houdt. Naarmate innovatie de hobby wordt van onevenredig veel mensen (terwijl het echt een vak is met een eigen leerstoel) zie ik steeds vaker dat doel en middel worden verwisseld. Dit houdt echte ontwikkeling tegen.

Harold van Garderen
Innovatie is het proces waardoor het waardesysteem onder het huidige werksysteem wordt weggeslagen. (Schumpeter ±1930) Een vernieuwing moet je daarom ook definiëren in termen wat het (potentieel) DOET met de huidige waarden in de maatschappij/markt/klantengroep. Een (1) innovatie is m.i. een onzinnig begrip. Maar als een verzameling invloeden (t.g.v. de bovengenoemde vernieuwingen) leiden tot het omvallen van het huidige systeem t.g.v. een nieuw waardesysteem dan IS innovatie opgetreden (let op de taalvorm!). Dat is ook precies het probleem met het huidige innovatiebeleid/systeem. Daarin definieren we de activiteit als innovatie/innovatief. HELEMAAL fout, je mag alleen het EFFECT (dat wat de activiteit veroorzaakt buitenwereld) potentieel meerekenen als innovatie(f).

Dus niet het voorgenomen effect, niet het gewenste effect, enz. Alleen als er echt een effect optreed (in het waardesysteem van de markt/maatschappij/etc) is er mogelijk sprake van innovatie. Een beetje schaven aan één waarde is echter niet voldoende, het gaat echt op het omgooien van het hele systeem. In die zin is de duurzaamheidsdiscussie op zich geen innovatie. Als t.g.v. daarvan hele industrien op de schop gaan (mogelijk door tientallen invloeden die elkaar versterken) dan zal die innovatie mogelijk een stukje worden veroorzaakt door de duurzaamheidsfocus die we nu zien. Maar je kunt het niet omdraaien.

Jan Jaap
@ Harold,
1. Schumpeter was de keizer van de creative destruction, waarbij radiale inno’s de oude systemen obsoleet maken. Innovatie is wat mij betreft een middel en daarom nooit met duurzaamheid worden verwisseld. Innovatie is altijd het resultaat van anticiperen op transities in de samenleving.
2. Om de wereld te verduurzamen is innovatie hard nodig. Iedere transitie, dus ook de wens naar duurzaamheid, dient te worden beantwoord met innovatie. Niet andersom. Dit neemt uiteraard niet weg dat duurzaamheid een ideale voedingsbodem voor innovatie is, omdat het een sterke indicator voor wat er maatschappij- breed speelt.

Ruben
@harold. Daar zit inderdaad wat in. In Delft leerde wij een innovatiemethodiek (het wiebertjesmodel) met zes fases: Visievorming, strategische analyse, behoeftevaststelling, business planning, implementatie en marktintroductie. deze methodiek is een instrument om de kans op succesvolle innovatie te vergroten.de duurzaamheisbril opent vooral in de eerste fases een aantal deuren naar strategische innovaties. Daarin is het dus idd een techniek. in de fases daarna kan duurzaamheid een rol hebben van een steeds concreter programma van wensen. kortom: idd weer een techniek.

Duurzaamheid is hier dus een techniek die kleur geeft aan een innovatieproces. Schumpeter definieerde innovatie als het toepassen van ‘nieuwe combinaties’. Deze nieuwe combinaties kunnen betrekking hebben op nieuwe producten, diensten, werkprocedures/processen en/of markten. Als definitie van innovatie gebruik ik: innovatie is de ontwikkeling en succesvolle toepassing van een nieuw en nuttig idee.Innovatie is dus zowel techniek als resultaat. eventueel gekleurd door duurzaamheid.Echter, die duurzaamheidsbril blijkt wel een enorme vijver te bieden om tot verbeteringen te komen: ofwel; strategische innovaties.

Stephan
Is het creative destruction idee zelf niet aan innovatie toe? Lijkt me toch niet echt “duurzaam” om telkens weer maar weer allemaal organisaties die het niet meer snappen in de prullenbak te laten belanden.

Jan Jaap
@Stephan: Schumpeter beschreef zijn stelling in een tijd dat innovaties behoorlijk desruptief waren, waarbij veel van het bestaande systeem meteen werd omgegooid. Vandaag zijn het eerder ‘verbeteringen’ die als graad meter hebben dat ze commercieel succesvol moeten zijn, willen ze innovatie heten.

@Harold: de trits visievorming, strategische analyse, behoeftevaststelling etc. is wat mij betreft nog steeds traditioneel en aanbodgericht. Met de introductie van het Cyclisch Innovatie Model (waar ik aanhanger van ben) draaien we het hele proces om en nemen de toekomst als vertrekpunt. Dus eerst veranderingen in wensen en behoeftes in de samenleving vaststellen (analyseren van de transities en ook nog eens de verandering die er (latent) op ons aan het afkomen zijn. Hier tegenover stel je je eigen ambities (je droom, je identiteit). Het resultaat is je visie.

De toekomst als vertrekpunt. Diegenen die deze draai niet maken zijn hoe dan ook nog steeds aanbodgericht bezig. Bijna iedereen dus! Geen visie, geen strategie. Heb je die visie eenmaal geformuleerd dan weet je ook hoe en met wie je er moet komen (strategie). Logisch toch. Leuk deze discussie, hoewel ik nog steeds geen flauw benul van de uiteindelijke vraag heb. Zou handig zijn, want dan kan ik ook antwoord geven in plaats van (heel leuk oveigens) een potje simultaanschaak.

Harold van Garderen
@Jan Jaap: klopt, daar staat Schumpeter het beste om bekend. Maar hij is ook de keizer van de gales of destruction en die stormen komen van buiten. In de jaren ’90 hebben bedrijven (HP voorop) er een sport van gemaakt om te gaan kijken in hoeverre ze hun eigen producten konden wegconcurreren. Dat had m.i. niet of weinig met innovatie te maken, maar meer met gezond opletten of je producten bij de tijd blijven. Mijn stelling is – innovatie komt voornamelijk van buiten. Van buiten je bedrijf, sector, etc, de creatieve destructie is vooral een gevolg van wat ANDEREN je “aandoen”.

@Ruben: dat model (Delft of niet) kan m.i. grotendeels op de helling. Ten eerste omdat het een productontwikkelingsmodel is en producten maken nog maar 10-15% van de huidige wereldeconomie uit. De rest is transactioneel (handel) of maatwerk (diensten). Ten tweede omdat nieuwe combinaties anno 2009 (en al minimaal meer dan 10 jaar) vooral ontstaan in de praktijk/de maatschappij. En dan ook nog vaak op meerdere plaatsen tegelijk, in meerdere “markten” in meerdere landen, in meerdere toepassingen. Ik heb nog geen nieuwe vaststaande benamingen voor het nieuwe innovatiemodel, maar wel een paar begrippen:
– Outside-in innovatie – nieuwe zaken ontstaan in de praktijk en gaan van daaruit terug naar de bedrijven, de scholen en de ontwikkelorganisaties.
– Inverse valorisatie – waarde ontstaat in de praktijk en kan van daaruit worden opgepikt, opgewerkt, veralgemeniseerd enz, enz.

Dit lijkt veel op het bovenstaande outside-in, maar valorisatie gaat veel meer over het vast kunnen pakken en ontwikkelen van de economische waarde. Terwijl innovatie vooral gaat over de waardesystemen (hoe mensen beslissingen nemen). Als laaste toch een poging voor een nieuw fasenmodel:
* Gedistribueerde creatie van locale waarde (op meerdere plaatsen)
* Participatieve contributie van kennisinstituten (meeleren)
* Productizering waardoor de locale nieuwigheden een grotere herhaalbaarheid krijgen en beter projectmatig leverbaar worden. Dit is ook de fase waarin technologieontwikkeling wordt beinvloed en/of technologie wordt toegepast om de herhaalbaarheid/betrouwbaarheid omhoog te krijgen.
* Waarde-innovatie – de nieuwe aanpak wordt zo breed toegepast dat echt sprake is van een nieuw waardesysteem. Bovengenoemde technologie wordt volledig onzichtbaar geintegreerd in de aanpak.
* Institutionalisatie – de aanpak (nieuw is ie allang niet meer) wordt onderdeel van het onderwijs en onderzoek.

Tenslotte, de toekomst als uitgangspunt nemen klinkt leuk, maar werkt nergens. Scenarioplanning werkt niet, system dynamics ook niet als gaat om de maakbaarheid van de toekomst. Het enige wat je kunt doen is te werken vanuit het NU. En dan ben ik het inderdaad geheel eens dat je moet uitgaan van het waardesysteem. Daarvan zijn er velen te vinden op ieder moment. Je hoeft niet eens naar de toekomst. Het betekenis geven aan de diversiteit in het heden is al uitdaging genoeg. Die zogenaamde voorlopers leven ook gewoon nu. Er is dus geen sprake van voorlopen of achterlopen. Het is allemaal hier en nu.

Wouter de Heij
Innovatie is effect; helemaal mee eens. Innoveren is een werkwoord (het doen). Duurzaamheid kan wat mij betreft ook een effect zijn (wat we als maatschappij willen gaan nastreven). Innoveren om een duurzamere maatschappij voor elkaar te krijgen is dus ook mogelijk. Duurzaamheid geeft een bepaalde (politieke en/of religieuze) richting aan, terwijl voor mij innovatie staat voor (disruptieve) veranderingen. Innovatie is dus neutraal. Technologie kan ingezet worden voor zowel innovatie-processen als voor verduurzaming van onze maatschappij.