Mijn reactie op de foodlog lijn "Marges in de keten: misdaad zonder schuldige – en nu?"

Zonet heb ik een reactie geplaatst op foodlog:

Twee jaar geleden schreef ik mijn eerste stukje over de margemix en kruissubsidie. De margemix is iets tussen de dezelfde producten binnen de categorie. Kruissubsidie is tussen verschillende productgroepen. Het is een waanzinnig geraffineerd spel. In België mag je overigens geen producten onder de inkoopprijs verkopen en ook is koppelverkoop (denk aan GSM abonnement met telefoontje) verboden. Het is maar een denkrichting mbt ‘oplossingen’.

Verder sprak Dick over het kipje van C1000. Ik ben om twee reden tegen: (a) een halve-ster kipje zou niet beloond moeten worden, als maatschappij zouden we wat mij betreft 1-ster als MINIMUM dierwelzijnseis kunnen gaan hanteren. (b) de algemene duurzaamheids/milieu/dierwelzijnseisen vergroten leidt NIET tot betere marge’s van de boeren.

Dit laatste zal deze Muppet nog even uitleggen aan de hand van een verhaaltje

Stel dat een kippenboer nu 3000 euro netto verdient per gezin. Stel dat C1000 (of nog erger de PvdD) gaat opleggen dat de minimale eisen mbt dierwelzijn omhoog moeten. Stel dat de kippenboer nu ramen moet gaan inbouwen in zijn stallen voor bijvoorbeeld 20.000 euro (C1000 en Interchicken betalen dit echt niet voor hem!). Dan zal deze boer dit op zijn minst willen terugverdienen (kortom een ROI willen halen van bijvoorbeeld 2 jaar). De boer gaat naar de bank en vraagt zijn bank, kan ik 20.000 euro lenen. De bank zegt: “heb je gegarandeerde afzet en is de prijs per kipje hoger?”. Stel dat de C1000 inderdaad een garantie aan Interchicken zou willen geven (wat in de praktijk zelden gebeurt), hoe zit het dan met de prijs per kip? Interchicken kan -met dank aan onze overheid LNV/WUR/LEI- tot 2 cijfers achter de comma uitrekenen wat de meerkosten zijn. Interchicken is best bereid om die meerkosten te betalen lijkt me. Prima toch zou je denken? NEEEEN!

Ook mijn NEEEEN moet ik uitleggen. De boer neem met zijn lening een extra risico, hij zou voor dat genomen risico NAAST de extra kosten per kip die hij kan doorbelasten aan Interchiken OOK een premie (dat heet extra winst!) moeten kunnen krijgen zodat zijn inkomen bijvoorbeeld naar 3500 euro schiet. Dit laatste gebeurt in de praktijk NIET. Kortom de boer zit (a) met een hogere schuld, (b) houdt aan het einde van de maand als het meezit nog steeds 3000 euro netto over per gezin. Hogere generieke eisen lossen NIETS op voor de inkomenspositie van de boer.

De duurzaamheidsondergrens omhoog brengen, resulteert derhalve in IDENTIEK dezelfde situatie als 60 jaar collectief onderzoek en landbouwbeleid bij de WUR naar ‘kostprijsverbeteringen’ en ‘efficiency: EEN VERDERE VERBULKING. De inkomensposities van agro-ondernemers (toch het onderwerp van disndag) worden DUS NIET opgelost.

Innoveren heeft ook te maken met extra winst op genomen risico. In dit soort generieke constructies lukt dat NOOIT. Kortom, echt ondernemen is iets dat je in zelf doet of met een paar medeondernemers. Betekenis geven zoals Jan Peter ook dinsdag aangaf is dus de enige mogelijkheid. Ik noem dat “gericht innoveren”. Wat is het werkelijke vraagstuk : (i) Wie pakt de VASTE kosten VOORAF die gepaard gaan met het Innovatieproject, (ii) welk zakelijk model kan er bedacht worden WAARDOOR de verschillende ketenspelers deze vaste kosten vooraf ook vooraf DELEN. Lukt dat, dan kunnen we pas echt over duurzaamheid (inclusief DutchFairtrade) gaan nadenken.

De blueprint van ‘mijn oplossing’ stond al in mijn twitterbericht. (a) bulk krijgt langzamerhand hogere eisen van de maatschappij (import product ook!) (b) niches worden gestimuleerd te ontstaan door kleinschalige doe-experimenten waarbij ‘bijzonder’ en ‘betekenis’ uitgangspunten zijn, (c) het tussensegment van agri-ondernemers gaat kiezen tussen anoniem verder bulk of innoveren.

Ga zaaien en stopt de monocultuur. Maak nieuwe combinaties, heb lef en toon ondernemerszin“. Maar dat zei deze Muppet al in zijn slotwoord.

Stimuleer diversiteit en geef pokon aan kleine plantjes

Het is nu zondag en formeel is dit toch echt mijn laatste vakantiedag (maar ik zit al weer achter de computer). Afgelopen week heb ik een heerlijke week doorgebracht op de pistes van Portes du Soleil. Met een leuk gezelschap en een hele week zon (maar wel wat oude harde sneeuw) in Morzine; super dus.

Toch kon ik het gedurende afgelopen week niet laten om een paar pittige reacties achter te laten rondom de lijnen van de Bonenprofessor en part 2 van de Bonenprofessor. Beide lijnen gaan over innovatiebeleid en wat mij betreft is de case zalf (vleesvervangers) veel minder relevant. Hoe ik denk over innovatiebeleid mag inmiddels duidelijk zijn. Ik heb nog een paar stukken in de pen, en wellicht zet ik deze vandaag nog online.

Ondertussen heeft Dick een parel van een reactie gegeven in de Boeren in lamborghini’s lijn. Het tegenovergestelde van groot en mono-cultuur is niet klein en lokaal, maar juist divers en vernieuwend. Kortom, stimuleer diversiteit en zorg dat de kleine plantjes kunnen blijven doorgroeien. Een beetje pokon helpt (= subsidie, maar niet teveel) en voorkom dat olifanten (ook DINO’s genoemd) de plantjes kapot trappen (= bestaande CRO’s, gedrag van universiteiten en multinationals).

Gisteren 14.06
dick veerman
Monique, ik weet niet of Rogers en ‘nieuwe tyconen-man’ Bergakkers er helemaal naast zitten. Ik denk dat ze het ernstig mis hebben op de parameter ‘lokaal’. Er zijn lokale balansen nodig. Er loopt een berg politici en ambtenaren rond die echt geen idee heeft waar lokaal over moet gaan; ze zijn tegen groot en denken dat lokaal het tegenovergestelde is. Ik denk vooral dat groot het tegenovergestelde van divers en steeds vernieuwend en daarom economisch gezond is. Dat zijn de wijze lessen van Schumpeter die ver voor de crises in het kapitalisme (wie verdient er nog geld aan het maken van auto’s?) en de derde grote crisis in de landbouw (waar we nu middenin zitten) snapte dat ‘small beautiful is’, als aanjager van vooruitgang en waarde.

In landbouw staan – zo luidt de stelling die ik zou willen lanceren – de behoudende als de vernieuwende bestuurderen nog veraf van een gezond verstand van wat er aan de hand is. Onderwijl zijn er gelukkig ondernemers die allang opgehouden hebben daar naar te kijken en die maar vast begonnen zijn. Ik hoop alleen dat die – zie het draadje over het bonenprofessoraat (dat, het zij nog maar eens gezegd, niet over de bonenstichting gaat maar over overheids- en WUR-beleid – nu niet in de wielen worden gereden door idiote overheidsmaatregelen die het tegenovergestelde gaan opleveren van wat ze beogen.

Of ik echt pessimistisch ben? Welnee. Er gebeurt al zat. Er zijn genoeg boeren die het anders gaan doen. Dat zijn de ondernemers. Er zitten er hier al twee in het lijntje. Hier blijft wel eten gemaakt worden. De grote monoboeren, die nu weer verder opschalen vanwege de slechte prijzen, zullen het steeds lastiger krijgen om de redenen die Jopie aangeeft. Ik dat een boel boeren die zo blijven denken hun pensioen en het vermogen van hun kinderen aan het weggooien zijn. En het zijn er nogal wat.

NB: bijzonder trouwens, vlgs jouw Robeco-belegger Bergakkers moet Nederland het hebben van innovatie – de beide bonenlijntjes toonden aan hoe slecht we daar eigenlijk in zijn omdat we onze echte innovatoren door een ferme overheidskus vermoorden en nalaten aan echte kennisontwikkeling te werken. Onze landbouwuniversiteit verdedigt het binnenhalen van een – dik gefunde – opdracht voor wat productontwikkeling die vooral te maken heeft met achterstanden op dat gebied als ‘fundamenteel onderzoek’.

Ik ben tegen een vettax

Mijn kortste blog item ooit: ik ben geen voorstander van een vettax. Argumenten zijn hier te vinden: “vettax – straks komt alles uit de fabriek”. Gevoelsmatig zou ik voor een suikertax kunnen zijn, maar ook dat gaat in de praktijk niet werken (o.a. ivm kruissubsidie en de margemix).

5 januari 20.53
Tiny van Boekel
Dat blijft maar dooretteren, dat idee van een vettax. Volkomen krankjorem. Ik heb het altijd gezien als een speeltje van politici die daarmee hun zogenaamde daadkracht kunnen tonen. Wat ik het ergste hieraan vind is dat mensen het idee krijgen (of liever: bevestigd zien) dat vet slecht is, en dat is gewoon gevaarlijk. Vet is een essentieel onderdeel van ons voedsel en nodig voor de voeding (en ja, ik weet dat er verschillende soorten vet zijn, maar er zijn onderhand genoeg aanwijzingen dat het allemaal niet zoveel uitmaakt bij normale consumptie, dwz als je niet teveel eet). Het gaat om de balans van voedingsstoffen in een totaal voedingsmiddelenpakket en die haal je helemaal onderuit door zo’n onzinnige maatregel. En dan heb ik het nog niet over het ethische aspect dat een overheid mij meent te moeten voorschrijven wat ik wel en niet zou moeten en mogen eten.

Het maximaal aantal mensen op aarde hangt af van het gewenste welvaartsniveau (1/2)

Zonet heeft Dick Veerman 2011 uitgeroepen tot het jaar van de weerbaarheid. Ook achteraf hebben we kunnen concluderen dat 2010 inderdaad het jaar van de greenwashing was. Duurzaamheid werd aan alle kanten beleden in woord, maar maar heel beperkt in daad. We moeten nu meer gaan DOEN. Echte duurzaamheid heeft ook niet alleen te maken met kringlopen sluiten (C2C, altijd goed!) en consuminderen of de koop van ‘duurzamere’ producten.

Duurzaamheid heeft ook te maken met de totale druk die wij nu met 7 miljard mensen (oplopend naar 9 miljard in 2050) genereren. Ik verwacht echter dat het gros van de aardbewoners in de komende tientallen eerst nog meer en onduurzamer gaat consumeren. Kleinere families ontstaan pas bij heel welvarende samenlevingen. Enfin, ook bill gates gaf in zijn lezing aan dat aantal mensen een factor is.

Een kleine maand heb ik al een concept stukje tekst klaar staan, en op deze 1ste dag van het jaar lijkt het me gepast om toch maar tot publicatie over te gaan. Het gaat over de vraag hoeveel mensen de aarde kan voeden. Op 28 november 2010 schreef Melchior Meijer de volgende reactie (waarin hij verwees naar een BBC documentaire). Ik heb de uitzening gekeken en een samenvatting gemaakt die op verzoek van Dick in de Shiva lijn is geplaatst. Zelf denk ik dat de getallen van Rees betere schatting zijn dan de oude jaren 60 getallen (20 tot 40 miljard) die Rabbinge nog steeds gebruikt in zijn lezingen.

28 november 10.35 Melchior Meijer
Weet niet waar ik dit het best kan plempen, maar Sveriges Television zond onlangs een BBC documentaire van David Attenborough uit over de vraag hoeveel mensen de aarde aankan. Voor de verandering is die stream tijdelijk ook in Nederland te zien. De documentaire begint 04.55 min. in de uitzending.

Als dit al op de NL tv is geweest, excuses. Ik heb geen aansluiting, want wil niet worden blootgesteld aan Hilversumse shit. We moeten echt collectief stoppen met prijsneuken. Het is niet anders. De beste manier om dat te bereiken is meisjes een goede opleiding geven. En Midas Dekkers heeft gelijk. Laten we ons stinkende best doen om fabrieken te bouwen waarin we zo slim en duurzaam mogelijk een perfecte humane voeding maken. Ik meen dit bloedserieus.

28 november 11.59 Wouter de Heij
Op verzoek van Dick, plaats ik mijn reactie op de BBC tip van Melchior in deze lijn.

Ik zit nu een stukje van de BBC documentaire te bekijken en vanaf 40:00 wordt het interessant. Hoeveel mensen kan de aarde voeden? (link deze vraag eens met (1) de suggestie: we moeten rijker worden, want dan komen er minder mensen, (2)Minder mensen en we worden duurzamer. Vandaag heb ik andere plannen en wil niet teveel achter de computer zitten. Maar deze gegevens heb ik zonet uit de BBC docu gehaald; hierbij alvast een samenvatting.

Onderzoeker WIlliam Rees kijkt naar de totale bioproductie capaciteit van onze aarde. Hij houdt daarbij rekening water, grond, energie (maar of hij ook rekening houdt met tekort aan fosfaat / kunstmest weet ik niet. Als je deze productie deelt door het aantal mensen dan kom je op een eenheid die hij “global hectare” noemt. Als we deze maximale bioproductiecapaciteit eerlijk zouden verdelen over alle aardbewoners, dan zou de gemiddelde aardbewoner 2 global hectares nodig hebben.

Als we kijken naar de feitelijke consumptie dan komt hij uit op de volgende getallen:
Gemiddelde Afrikaan : 1.37 global hectare.
Gemiddelde Indier : 0.89 global hectare (vanwege weinig vlees?).
Gemiddelde Chinees : 2.11 global hectare.
Gemiddelde Europeaan : 4.45 global hectare.
Gemiddeld Brit : 5,44 global hectare.
Gemiddelde Amerikaan : 9.42 global hectare.

William Rees komt tot de volgende conclusie. Het maximaal aantal aardebewoners dat we kunnen voeden hangt af van wat we als gemiddeld consumptieniveau ‘willen’:

1. Als we als een gemiddelde Indiër gaan eten : 15 miljard monden.
2. Als we als een gemiddelde Brit gaan eten : 2,5 miljard monden.
3. Als we als een gemiddelde Amerikaan gaan eten : 1,5 miljard monden.

Nu kunnen we natuurlijk een technische discussie gaan hebben over of deze cijfers kloppen of niet. Maar stel dat we nu eens veronderstellen dat deze getallen ongeveer kloppen, wat betekent dat dan de komende tientallen jaren?

Ik denk dat we in Nederland (Europa) inderdaad zullen moeten gaan consuminderen. We hebben immers niet het morele recht om meer dan onze fairshare van alle resources te blijven gebruiken. Laten we positief blijven, de netsument zal dit accepteren. Meer kwaliteit, meer plezier, meer uniekheid dat blijven de goede recepten voor de toekomst (en duurzame technologie, heruitgevonden vers, en minder eten want dik zijn is onduurzaam). Laten we ook geen angst hebben voor de vooruitgang. Ik wens iedereen een gezond en kwalitatief goed 2011 toe. Samen komen we er wel.

Lees ook deel 2 van dit stukje

De angst voor verandering blokkeert & LED verlichting van Rob Baan

Zonet zijn we op foodlog weer beland in de aloude discussie ‘waarom zit het systeem vast’ en wat zijn de oplossingen. Dick schrijft terecht dat de angst voor verandering meespeelt. Hij heeft gelijk. Maar mijn oplossing het doen van veel doe-experimenten in de praktijk is toch echt de enige weg om te bewandelen. Harold noemt dat veilig-falen (safe fale). Ook Dick is overtuigd van deze aanpak:

Wouter, da’s de oplossing vanuit het denken van de techeut, die – volgens mij – overigens gelijk heeft. Maar hoe laat je iemand snappen wat een groene olifant is als hij die nog nooit heeft gezien? Hij kan ‘m zich zo voorstellen, maar zegt: zo’n beest bestaat niet en daarom geloof ik er niet.

Het gaat, Wouter de technoloog, om een heel fundamenteel menselijk iets en er is een heel simpel woord voor: angst.

Angst voor verandering en onzekerheid over hoe de wereld na de safe fail experimenten eruit ziet is de belangrijkste motivator van Van der Ploeg’s treffend benoemde ’georganiseerde onverantwoordelijkheid’. But then again, hoeveel erger kan het eigenlijk worden? Als die vraag indaalt, maak je kans met je opmerking dat het simpel is.

Ik hoop dat de meelezende bankiers en boeren vooral die laatste zinnen ter harte nemen.

Mijn antwoord is: inzicht en kennis in innovatiemanagement processen kan een stukje van de angst bij beslissers wegnemen. Ik verwijs graag naar mijn blogpagina’s over dit onderwerp op mijn blog hier (noem het maar innovatiemanagement for dummie’s):

Natuurlijk gaat het om de angst van verandering. En die angst kan je wegnemen met inzicht in het proces. Bankiers zijn overigens net zo angstig als de boerenondernemers. En beide hebben GEEN kennis rondom innovatieprocessen. Vandaar mijn suggestie: begin met het delen van kennis rondom innovatiemanagement processen. De angst zal (gedeeltelijk) verdwijnen voorspel ik je.

Dit onderwerp hangt overigens 100% samen met mijn eerdere reactie bij “ LED bij Rob Baan” en mijn reactie bovenaan ”we are the champions

Overigens maak je een fout: bestaande instituties maken geen groene olifanten. Verwacht geen hulp uit die hoek.

Het stukje dat ik plaatste bij de Rob Baan lijn is een klassiek stukje theorie dat ook wel “crossing the chasm” wordt genoemd. Ik heb Rob meerdere keren gesproken in het laatste jaar en heb veel bewondering voor hem. Zijn LED-project zou wel eens een klassieker kunnen worden in de boeken over innovatiemanagement.

Aanvulling 18-12-2010
Paul vind dat hij toch ook innovatief is met Good Farming Star. Ik moest m teleurstellen. Het gaat om productoptimalisatie en niet over innovatie. Mijn antwoord is wat hard. 🙂

Zonet heeft Annechien een vreselijk mooie reactie geplaatst op foodlog:

Hoe zit het nu met het verschil tussen het persbericht van LTO Noord en de discussie hier? Ik heb het nog niet gehoord. Dan moet de analyse maar komen van een bestuurder van LTO Noord. Het is niet anders.

In het persbericht van LTO NOORD. “Het komt wel goed”, zeggen Veerman en Jansen in Friesland bij LTO Noord. Dat wekt vertrouwen. We zijn al de beste van de klas met duurzaamheid. Alleen moeten wij boeren er nog even voor zorgen dat ons product gekocht wordt. En niet vergeten transparant te zijn/worden. Al met al we zijn op de goede weg.

De titel op FOODLOG is: duurzaam naar de haaien. Dat klinkt heel anders. Dat wekt geen vertrouwen. Nee, ik moet me juist zorgen maken. Duurzaamheid lost niets op. Duurzame bulk is eenheidsworst. Je bent zo inwisselbaar en moet weer concurreren op prijs en niet op onderscheid. De massa-is-kassa strategie gaat rustig verder. Ik lees hier worstelingen en voorstellen hoe we dit gaan oplossen. Hoe voorkomen we dat we door de haaien worden opgegeten? Da’s heel andere taal.

In de discussie op FOODLOG zie ik mogelijkheden tot een oplossing. Bij de boeren: Monique zit in de tang van haar bedrijf. Doet haar best. En zoekt. Geld voor nieuwe dingen ontbreekt. Ze voelt de wurggreep van de bank en anderen. Paul is goed bezig en doet mee aan Good Farming star. Nu een niche, maar straks mogelijk alweer inwisselbaar. Huib heeft in gangbaar al het nodige geprobeerd en concludeert dat het daar zo niet kan en experimenteren in het verleden niets heeft opgeleverd…. met biologisch is Huib even ontsnapt uit de massa-is-kassa strategie.

Jan Peter, Harold en Wouter geven een aantal mogelijke wegen aan om verder te komen. Ze kunnen helpen. Echter het begin ligt bij WILLEN dat er iets gebeurt. En als je dat niet snapt, verandert er niets. Dan blijven Jan Peter, Harold, Wouter en Dick roependen in de woestijn.

Tot zover mijn korte interpretatie. Ja, en dan?

Een belangenorganisatie die roept dat we duurzaam naar de haaien gaan zou ondenkbaar zijn. Dat kan een gevestigde orde zich niet veroorloven. Wat twijfel en een andere weg aangeven kan wel, maar dan moet de oplossing ernaast liggen.

In tijden van nood roepen we om de ‘grote’ visie en de man die het allemaal voor ons zal gaan regelen. Maar beste boer en tuinder dat zal niet gaan. Je moet het heft in eigen handen nemen. ZELF bedenken dat je iets WILT gaan doen. Zelf aan de slag.

En dat ja, daar kan een belangenorganisatie WEL iets aan doen. Niet hun leden in slaap sussen, maar ze opwekken tot nadenken. Ze bewust maken van hun positie. LTO kan groepen vormen van boeren die iets WILLEN. En dan samen aan de slag. Nieuwe vormen zoeken van organiseren. Dat kan LTO wel. Dan kunnen Jan Peter, Harold, Wouter, Dick en al die anderen wel helpen. Zo kunnen we samen zorgen voor een nieuwe dimensie voor boer en burger als het gaat om voedsel en voedselproductie.

Waarom het ene onderzoek niet het andere is (deel II)

In maart 2010 schreef ik een stukje met de titel “waarom het ene onderzoek niet het andere is”. Door een discussie op foodlog heb ik de behoefte om toch nog maar eens dit onderwerp uit de mottenballen te halen. Ik die lijn probeerde ik nogmaals scherp aan te geven dat er drie takken van sport zijn:
1. onderzoek (kan fundamenteel, kan toegepast), altijd hypothese+onderzoeksmethode geeft kennis.
2. ontwikkeling (ook wel ontwerp of design genoemd), dit kan gaan om een product of een dienst.
3. Innovatie (werkelijk en meetbaar impact na de introductie van een product is dan het doel).
Kortom Research & Devlopment & Innovation. Bij TOP b.v. richten we ons op Development en Innovation (D&I) (lees anders ook nog eens even deze lijst met definities na).

Dat ik fel ben op o.a. DLO/WUR komt omdat ik van mening ben dat er een grote vermenging plaatsvindt tussen deze verschillende activiteiten EN dat basis research niveleert. Enkele kennisinstellingen lijken meer en meer zich met ontwikkeling bezig te houden (en soms zelfs met ‘ondernemerschap’), en tevens lijkt bij een grote groep wetenschappers niet meer helder te zijn wat nu onderzoek doen nu werkelijk inhoudt. Zeer verontrustend!

Lees vanaf hier eens deze foodlog lijn met titel : “Dode dieren zijn iet vriendelijke

Wouter : De wetenschap is zeker een actor in het spel. Een actor die op basis van vooraf vastgestelde methoden, hypotheses onderzoekt en met feiten komt. Waarde vrij, transparant en 100% controleerbaar. Doel van de wetenschap is NIET om met oplossingen tekomen, doel van de wetenschap is NIET om zelf actief te participeren in een politiek debat, laat staan om zelf te gaan polderen en eigen politieke of persoonlijke keuzes op te dringen. DAAR gaat het nu mis. 

Dick: ….Ik denk inderdaad dat wetenschappers de rol van communicatiebureau hebben genomen. De sociologische is uitstekend, dat is een wetenschap. De communicatierol is een andere…..

Wouter:  @ Peter, er is niets mis met sociale wetenschappen. Mits deze sociale wetenschappen wetenschap bedrijven. Hypotheses vormen, onderzoeksmethodes bediscussiëren en onderzoek met vooraf gekende methodes uitvoeren om hypotheses te toetsen is universeel. Ontwerpen, polderen, politiek bedrijven etc. is GEEN taak van de wetenschap. En al helemaal NIET als deze ‘wetenschappers’ betaald worden door de maatschappij! Daar gaat het volledig en faliekant mis in Nederland (en zeker bij LNV en een gedeelte van de WUR).

Dick: De oplossing is niet dat de wetenschapper politicus wordt. God verhoede dat. Om het heel simpel te maken – weg met al die woorden – probeer ik het zo: het gaat om denken, niet om oordelen.

Wouter: @ Huib, jij zegt nu PRECIES wat ook Dick zegt, en ook wat ik beweer. Wetenschap kan IETS, en dat iets is zo feitelijk, transparant en controleerbaar (dus 100% publicatieplicht!) informatie (niet te verwarren met kennis) leveren. Dat is de primaire taak van DE wetenschap. 

Dick : Je hebt een paar mogelijkheden: 

1- je rommelt maar wat aan en verzamelt daarvoor de best mogelijke inspiratie (ja, dat is verstandig voor een praktische pionier waarvan jij er eentje bent: Candide dus, die brengt de wereld praktisch verder waar de kennis nog ontbreekt) 

2- je verzint een nieuwe methodologie (dat is de reden dat ik paleo interessant vindt, in zekere zin is het een Popperiaanse aanpak terwijl de medicijnmannen en voedingsleermensen grotendeels blijven steken in het logisch-positivisme dat hen nekt zoals het ook jouw bestrijdingschemie nekt; van de religieuze kanten ervan moet ik niks hebben – he, da’s interessant)

Optie 1 is er voor de practici (dat geldt ook in ziekenhuizen: dokters doen dingen die geen onderbouwing hebben door wetenschap, tis maar dat je het weet). Optie 2 is er voor wetenschappers. Als ze in 1 stappen, nemen ze een andere rol aan al kunnen ze leren uit 1. Ik verdenk de paleo’s ervan dat ze zo begonnen zijn. Maar wetenschap blijft wetenschap. In al zijn beperkingen en zegeningen.

Harold: @Huib: ik wil dat de wetenschap zaken voortbrengt die ik eventueel wil weten en die ik dan ook makkelijk moet kunnen vinden. Dat is voor mij het “iets” van Dick.

Ze gaan niet over wat ik moet vinden, wat ik moeten weten, en al helemaal niet over wat ik moet doen, enz.  Of er ervoor kies om daar iets anders vinden dan die wetenschapper is aan mij, daar heb ik geen communicatiebureau voor nodig.


Dagelijkse behoefte groente en fruit via een pil – smartness from nature

Met heel veel plezier lees ik de discussie op foodlog (en natuurlijk in NRC, Volkskrant, Trouw) over pakjes versus geen pakjes. Ik ben zelf frequent consument van fresh-convenience producten en ons bedrijf TOP werkt voor vele producten wereldwijd. Mijn meningen staan in de lijn “30 minuten koken is (geen) tijdverspilling“.

Daarnaast kan ik met ongeloofelijk veel plezier genieten van de kunsten van Moshik. Technologisch en creatief zijn er geen belemmeringen om lekker en gezonde vers-gemaks producten te maken (dat het in de praktijk niet altijd gebeurt erken ik gelijk). Volgens mij gaat de discussie helemaal niet over duurzaamheid of gezondheid, maar gaat ie wel over romantiek, gezelligheid en betekenis (en dat is iets persoonlijks, rationele argumenten tellen dan bijna niet mee).

Om nog wat olie op het vuur te gooien, schrijf ik dit blog Item. Janneke en Karin (en @eetschrijver) zullen vast helemaal gaan flippen van de foto’s onderaan dit blog de volledige dagelijkse portie groente en fruit in een pil (het is geen grap, het bestaat echt!).

Eerst maar even een inhoudelijke toelichting (wel eerst even doorlezen!). Overheden wereldwijd adviseren ons burgers om 2 stuks fruit en 3 ons groente per dag te consumeren. In Amerika wordt dit 5-a-day genoemd. Waarom precies, daar zijn de meningen nog over verdeeld. Aan de andere kant zijn er consumenten van supplementen die allerlei aminozuren, anti-oxidanten en vitaminen in pil vorm consumeren. Zelf geloof ik in smartness-from-nature, ondanks dat chemisch gezien vitamine c uit natuurlijk oorsprong gelijk is aan vitamine c uit een pil, is inmiddels wel duidelijk dat ons lichaam net even wat complexer in elkaar zit. Chemische componenten beinvloeden elkaar (synergie), en matrix invloeden zijn derhalve echt belangrijk. Dat pleit dus voor ‘echt voedsel’.

Katan mag graag aangeven dat wat hem betreft een appel zo gezond is omwille van het feit dat er vooral veel niet in zit. Dik wordt je niet van een appel; groente en fruit hebben een laag droogstofgehalte (3-12%) en de rest is handige maagvulling: Water. Stel nu eens dat we een supergezonde blend maken van 100 gram groente en we verwijderen al het water uit deze blend zonder het product te verhitten. Dit gedroogde poeder verpulveren we dan, en stoppen we in een pil. Mooi, dit is dan groente portie 1. Maak nog twee pillen op dezelfde manier en we hebben de volledige 300 gram. Herhaal dit voor een mooi mengsel van vruchten (ook met rood fruit!) en we hebben twee ‘fruit’ pillen. 3x een groentepil en 2x een fruit pil keeps de dokter away 100% smartness from nature dus.

Alleen het water is eruit gehaald, de overige micro-nutrienten (inclusief de vezels!) zitten er nog in, en nog in hun ‘matrix’. Doen we dit op basis van doorgedraaide (niet verkochte) groente, of op basis van schilresten uit een groentesnijderij dan is het nog duurzaam ook :-).  Ik denk dat ik dit product zelf maar op de markt ga zetten in de Benelux. Verzoekjes voor lekkere en gezonde blends kunnen per e-mail worden opgestuurd. (en dit is nog maar het begin ……)

Waarom de NGO’s achter de gifmeter niet echt kundig overkomen.

1. De statistiek en normale distributiecurves binnen een partij.

Met plezier en verbazing volg ik in de laatste dagen de discussie op foodlog over MRL’s. Vooral de manier waarop Jan met wiskunde A statistiek op niveau VWO een paar NGO’s -zonder ook maar het minste gevoel voor getallen- de oren wast heeft me flink wat glimlachen opgeleverd. Zelf weet ik niet zo heel erg veel over MRL’s, behalve dat het Rikilt –onderdeel van WUR, echter wel met wettelijke taken rondom dit onderwerp- methodes ontwikkelt, en dat PT veel analyses heeft laten uitvoeren.

Wat ik wel weet is dat het meten aan biologische systemen nogal ‘’uitdagend” is. Zelf ben ik vrij goed thuis in de statistiek van microbiologische besmetting en andere kwaliteits-analyses van groente en fruit. En op basis van deze ervaring weet ik dat het belangrijk is om eerst te weten wat de mogelijke spreiding binnen een partij is. Want deze spreiding kan heel erg groot zijn tussen de verschillende vruchten uit een partij.

Mijn eerste vraag op foodlog gingen daarom ook over de spreiding van de residu concentraties binnen een partij. Stel je hebt een partij appels (ook wel batch of lot genoemd) die van dezelfde boom afkomt, en die op het zelfde moment is geplukt en verder een ‘zelfde’ behandeling heeft gekregen. Wat is dan de verdeling van de residu niveaus over de appels in deze partij? (dit is mijn eerste vraag) Zelf verwacht ik dat er een aanzienlijke spreiding kan zijn, en het zal me niet verbazen dat als we 10 appels zouden doormeten, de resultaten een factor 10 verschillende kunnen zijn (vraag 2). Een appel die toevallig in de schaduw van zijn broertje zat, kan bijna ‘schoon’ zijn, terwijl het broertje niet allen vol in de spuit zat, maar ook nog eens een plekje heeft waar ‘het gif’ beter is blijven ‘hangen’. Gelukkig heeft Dick dit punt ook begrepen.


Stel we hebben een partij appels waarvan de residu niveaus normaal zijn verdeel over een partij. En we gaan een appel analyseren, daarna drie appels, daarna 10 appels, daarna 20 appels etc. De verwachte residuen (x-as) en het aantal metingen met een bepaald residu (y-as) zijn weergegeven in deze grafie.

Een getallenvoorbeeld maar, dat ik overigens volkomen uit mijn duim heb gezogen. Stel we gaan aan een lot (=batch) meten wat de residu waardes zijn van één appel. En dan meten we 10 appels uit dit lot op, en daarna de eerste 20 stuks; de eerste 40 appels, de eerste 100, de eerste 200 en de eerste 300 appels die allemaal random gekozen zijn uit deze partij. Een ‘normale’ onderzoeker zou na 10 metingen gewoon het gemiddelde nemen (en misschien zelfs wel wat uitbijters weggooien) en misschien nog de standaarddeviatie bepalen. De grafieken staan hierboven en -onder.

Idem, als plaatje hierboven, echter nu met 40 doorgemeten appels, 100 appels, 200 appels en 300 appels. Duidelijk is dat bij veel metingen er een ‘normale’ of gauss verdeling ontstaat.

Maar ik wil wat anders laten zien; we kunnen nu namelijk histogrammetjes maken (zie hierboven) en dat is de bedoeling van deze exercitie. Ik wil een indruk krijgen van de vorm van deze distributieverdeling. In dit getallenvoorbeeld ‘verschijnt’ een zg. normale verdeling. Ik denk overigens niet dat residu waarden binnen een lot normaal verdeeld zijn (en dat is dan ook mijn derde vraag).

Mijn vragen samengevat zijn derhalve:

  1. Wat is de verdeling van de residu concentratie binnen een partij?
  2. Wat is het verschil tussen de ‘vieste’ en ‘schoonste’ appel binnen een partij? Zelf verwacht ik grote variaties (ook binnen een en dezelfde partij).
  3. Wat is de vorm van deze verdeling? Zelf verwacht ik niet dat deze normaal is verdeeld.
  4. Is de standaarddeviatie niet een eigenschap van het best-practice spuitproces? En is dat daardoor geen goede ‘schatter’ van alle partijen?
  5. Welke wetenschapper of welke organisatie weet hier meer over?

2. Weten we de te verwachte spreiding binnen een batch wel? 

Hierboven heb ik kort toegelicht dat ik wat vragen heb, m.b.t. de verdeling van de residuen binnen een en dezelfde partij. Waarom is dit zo belangrijk? Nou heel simpel, in de praktijk worden er maar een paar (of misschien zelfs wel één sample!) monsters genomen uit een partij AGF, en op basis van de resultaten wordt dan geconcludeerd of deze partij ‘schoon’ is of niet. Kortom de steekproefgrootte moet wel gecorreleerd worden met de te verwachte spreiding binnen een partij. Zelf heb ik de indruk dat dat niet gebeurt.

Vanaf nu doe ik net alsof ik weet wat de vorm van de verwachte distributecurve van een partijis. In onderstaande voorbeeld is verondersteld dat het gaat om een normale verdeling (ik twijfel overigens over deze hypothese) met een gemiddelde van 60 en een standaarddeviatie van 15 binnen een lot. Ook veronderstel ik dat de MRL grens ligt bij een waarde van 100, en dat er supermarktketens zijn die roomser dan de paus willen zijn, en hun grens op 75% vd MRL leggen; of te wel op 75. Onderstaande grafieken geven de distributieverdeling weer en de MRL grenzen 100 en 75:

De x-as op deze grafieken geeft de residu concentratie aan. De groene lijn geeft de distributie aan van de concentraties die binnen hele partij gemeten zouden kunnen worden (zie ook wiki voor meer uitleg over distributieverdelingen). In dit voorbeeld veronderstel ik dat de residu concentratie in een partij normaal is verdeeld (= gauss-verdeling). De oranje staaf geeft de veilig acceptabele dosis aan, de blauwe lijn is de MRL grens (in dit voorbeeld 100), de paarse lijn geeft de strikte supermarktgrens aan die staat op 75% MRL (dus waarde 75)

De MRL overschrijdingskans is nu te bepalen op basis van het oppervlak onder de groene curve dat zich aan de rechterkant van de grens (blauwe lijn voor MRL 100 en de paarse lijn voor MRL 75) zit. Deze overschijdingskansen heb ik bepaald en zijn respectievelijk 2,3% (bij de MRL 100 grens) en 23% (bij de MRL 75 grens). Kortom de ’tuinder’ in mijn fictief voorbeeld heeft een gemiddelde concentratie aan residuen op zijn batch/partij/lot van 60 eenheden, en zit dus gemiddeld 40 eenheden onder de MRL grens van 100. En toch is er nog een 2,3% kans dat bij een steekproef zijn partij wordt afgekeurd. Je ziet ook dat de relatie MRL grens en overschrijding niet linear schaalt. 25% lagere grens, levert een 10x hogere overschijding op! Natuurlijk is dit een volkomen fictief voorbeeld (maar de essentie klopt wel!), maar het geeft aan dat we eerst meer moeten weten over de gemiddelde, maar vooral over de spreiding binnen een partij!


Mijn vragen samengevat zijn daarom:

  1. Hoeveel monsters worden er uit een batch gehaald als de MRL wordt bepaald? Kortom wat is de steekproefgrootte?
  2. Is de MRL overschrijding van Nederlandse AGF van 1.7 a 2% niet een teken dat er gemiddeld heel weinig wordt gespoten, en heeft dit niet eerder te maken met de te verwachte spreiding binnen één partij?
  3. Zijn de verschillen die je kan verwachten in batches van de verschillende tuinders niet veel kleiner dan de te verwachte spreiding binnen een partij? Kortom is het ‘meet’instrument (en daarmee bedoel ik de combinatie tussen samplegrootte en betrouwbaarheid van de analyse) wel nauwkeurig genoeg?

Is de MRL overschrijdingskans daarmee niet een zinloze en misschien zelfs gevaarlijk KPI? Zou je eindelijk niet moeten kijken naar de absolute residue waarden INDIEN een analyse boven de MRL ligt? En zo ja, zou je dan niet eerst met een juiste steekproefgrootte deze ‘verdachte’ partij nogmaals moeten beoordelen? En wat zegt dat nu eigenlijk over het riscio van de consumptie van groente en fruit? Meer hierover in onderstaand stukje.

3.  Hoe kwamen we via de toxicologie nu eigenlijk op MRL’s?

Laten we eens gaan kijken naar hoe een MRL tot stand komt. Meestal komt deze tot stand op basis van toxicologisch onderzoek (bijvoorbeeld aan ratten) waarbij eerst gekeken is naar de zogenaamde letale dosis (LD50). Dat is de concentratie aan chemicalien waarbij 50% van de ratten doodgaat. De LD50 zegt iets over het acute risico. Natuurlijk zijn er ook lange termijn risico’s en zijn over het algemeen wat lastiger te onderzoeken, maar onderzocht wordt het zeker. Op basis van dit type onderzoek bepaalt men een algemeen veilige geaccepteerde dosis waarbij er ook geen chronische ziektes of lange termijn effecten zijn te verwachten. Deze dosis ligt in de regelen velen duizendenden, tienduizenden tot miljoenen malen lager ligt dan de LD50 (zie ook opmerking van Huib).

Vervolgens wordt er nog een veiligheidsfactor van 2, 10 of 100 over deze veilig acceptabele dosis gegooid. En dan hebben we pas de MRL. De discussie nu gaat over een paar procent of enkele tientallen procenten (en ik ga het niet goedpraten!) overschrijding van de MRL? De mogelijke schade die wordt veroorzaakt wordt door deze overschrijding is schat ik in nihil; of in ieder geval zo laag dat we het mogelijke nadelige effect van deze overschrijding waarschijnlijk nooit kunnen meten of achterhalen in de praktijk. Als ik mijn voorbeeld case op schaal eens uitzet tegenover de veilig acceptabele dosis (met concentratie 1000) -in de veronderstelling dat er gewerkt wordt met een veiligheidsfactor 10- (MRL = 100, veilig acceptabele dosis = 1000), dan zie je ook hoe belachelijk de hele discussie over 1.7% overscheiding nu eigenlijk is:

In bovenstaande plaatje staat op de x-as de concentratie residue. De oranje staaf geeft de veilig acceptabele dosis aan, de blauwe lijn is de MRL grens (in dit voorbeeld 100), de paarse lijn geeft de strikte supermarktgrens aan die staat op 75% MRL (dus waarde 75), en de groene lijn geeft de verwachte concentratie verdeling weer in een partij groente of fruit. De z-as geeft aan wat de distributie waarde is. het hele oppervlak onder de groene grafiek is tezamen 100%. De grenswaarden zijn gewoon grenzen.

De vervolgdiscussie gaat naar mijn verwachting daarom weer over risico’s, kansen en effecten. Professor Fryer heb ik in het verleden daar leuke lezingen over horen vertellen. Dit punt heb ik op foodlog ook al aangehaald bij de Q-koorts discussie, bij de discussie over ‘beestjes op groente’ en de ‘Monsanto gentech’ discussies (google maar even via deze link). Ook Huib benoemt dit punt en mijn reactie staat hier:

Voor de zekerheid : risico = kans op een effect x de ernst van het effect. Normaal wordt een dergelijke kans uitgedrukt in eenheden “aantal doden per miljoen mensen per jaar” of “aantal ziektes per miljoenen mensen per jaar”. Het bepalen van risico’s is een beta-wetenschap, kortom met veel ‘rationaliteit’. Het afwegen cq vergelijken van risico’s bij verschillende handelingen, is/kan een politieke wilskeuze zijn.

Mijn schatting rondom de risico’s van een paar procent MRL overschrijding heb ik ook al op foodlog gezet (ik denk dat het additionele risico van een 2% overschrijding volledig verwaarloosbaar is):

Gister heb ik al rijdende uit Zwitserland lang met Dick getelefoneerd. Het ging o.a. over hoe op basis van toxicologische wetenschap een ‘veilige’ norm wordt bepaald. Ook ik haalde net zoals Huib hierboven doet aan dat er iets vreemds aan de hand is. In de regel wordt er inderdaad met veiligheidsfactor 100, 1000 0f 10.000 gewerkt om tot een acceptabel veilige MRL te komen. Kortom de echte discussie gaat over logaritmische schalen (factoren, en dus geen procenten) en de betrouwbaarheid van toxicologisch onderzoek.

De gifmeter gaat over 1.7% overschrijding en communiceert moord en brand. Ook hier klopt dus helemaal niets van. Uitgerekend heb ik het niet, maar vermoedelijk was mijn 8 uur autorijden gisteren duizenden keren risicovoller (zeker door mijn belletje met Dick) dan al mijn groente en fruitconsumptie in de rest van mijn leven. Werkelijk bizar dat zoveel NGO’s -vermoedelijk met tientallen miljoenen euro’s subsidie- dit punt niet eerlijk vertellen. Wat mij betreft krijgen de betrokken NGO’s een rode kaart

Mijn vragen zijn daarom:

  1. Hoeveel lagere liggen de MRL’s van een gemiddeld product t.o.v. de dagelijkse acceptabele dosis en ten op zichte van de LD50? Kortom welke veiligheidsfactoren worden er toegepast?
  2. Wat is het risico van de inname van bestrijdingsmiddelen als we dit vergelijken met autorijden, roken, overgewicht, etc. Of nog beter het niet eten van groente en fruit. Kortom kunnen we dit additionele gezondheidsrisico eens in perspectief zetten.

4. Het meten van een MRL in het laboratorium

Ik heb tijdens mijn studie chemische technologie een flinke hoeveelheid ‘chemische analyse’ gehad, en zal bekennen dat dit niet mijn meest favoriete onderdeel was (wat dat betreft ben ik echt een technologie man). Wel weet ik dat ook het doen van een goede en betrouwbare analyse niet eenvoudig is. Analyseprotocollen bestaan uit drie onderdelen (a) de monstervoorbereiding (hoe kom je van je product naar een vloeistof), (b) de scheidingsmethode (b.v. GC of HPLC), (c) de kwalitatieve beoordeling van de aanwezige chemische componenten (b.v. via MS of NMR). Bij elk protocol is het van belang om te weten wat de ondergrens is (de gevoeligheid) en wat de betrouwbaarheid is (is er een standaard fout of niet).

De snelheidsmeter in mijn auto is best gevoelig (de meter trilt niet veel), maar ik weet dat er een vaste standaard fout is van ongeveer 10 km/hr. Als de teller 130 km/hr aangeeft, dan rij ik feitelijk ongeveer 120 km/hr. Bij MRL metingen is het van belang precies te weten hoe het analyseprotocol eruit ziet, en om te weten hoe het met precisie, nauwkeurigheid en gevoeligheid zit (en dat ook nog eens product afhankelijk!).


Mijn vragen zijn op dit vlak:

  1. Welke laboratoria in Nederland -naast het Rikilt– kunnen MRL’s bepalen?
  2. Wat is de nauwkeurigheid (detectielimiet) en de betrouwbaarheid van dergelijke metingen? (is er bijvoorbeeld spraken van een consequente fout?)
  3. Hoe vindt de monstervoorbereiding plaatst? Stel we geven een krop sla aan het Rikilt, hoe gaan ze daar dan mee om? Pakken ze alleen de buitenste bladeren? Of maken ze eerst een homogene puree?
5. Samenvatting
  1. We moeten eerst een indruk krijgen van de (natuurlijke) spreiding binnen een partij.
  2. We moeten weten hoeveel lager MRL’s zijn tov de veilig geaccepteerde dosis.
  3. We moeten meer weten over de steekproefgrootte.
  4. We moeten weten wat de nauwkeurigheid en de betrouwbaarheid is van de gehanteerde analyseprotocollen.
  5. We moeten de risico’s kwantificeren en durven vergelijken met andere handelingen in onze maatschappij.
  6. We moeten de mogelijke ongezondheidsrisico’s van AGF consumptie wel netjes vergelijken met de gezondheidswinst van meer AGF consumptie.

#Rondom10 – Vleeseters. De nieuwe rokers?

Nadat ik vorige week hoorde over de titel van deze rondom10 uitzending, kreeg ik gelijk vooraf een onbehagelijk gevoel: “daar gaan we weer; wilskeuzes en halve en hele waarheden door elkaar heen halen”. Vanochtend heb ik eens gekeken naar de uitzending en concludeerde dat de uitzending best goed was (de stemming op het forum is wat grilliger).

De essentie van de discussie -hebben wij het recht om beesten te eten-  werd in de uitzending gelukkig niet al teveel vertroebeld door onwaarheden. Vaak gaan dit soort discussies gelijk over ‘milieu’, het ‘voeden vd aarde’ en natuurlijk over ‘gezondheid’ **. Zelf vind ik de wilskeuze en moraliteitsdiscussie heel legitiem, en als techneut/wetenschapper de ‘rationeel’ ‘feitelijke’ discussie niet altijd van goed niveau waarbij het believer gehalte groot is.

Dick Veerman schreef een tijdje geleden: “Mijn motieven zijn uiterst simpel:
– laten zien hoe de feiten in elkaar steken
– feit en wilskeuzen van elkaar scheiden
– feiten die uit wilskeuzen voortkomen als zodanig ontmaskeren”

Zelf kijk ik er exact zo naar.

Mijn persoonlijk standpunt: ik heb er moreel geen moeite mee om beesten te doden en vlees te eten. Wel vind ik dat we deze productiebeesten dan op een vriendelijke manier moeten houden, en dat we zo goed mogelijk de kringlopen moeten (gaan) sluiten (en dat we dus verder kunnen verduurzamen). Ook vind ik dat mensen zelf mogen kiezen wat ze eten, kortom dat een ieder keuzevrijheid mag behouden. Ik heb respect voor de mening van anderen, en dat is wat mij betreft een belangrijk goed in onze maatschappij.  

Get Microsoft Silverlight Bekijk de video in andere formaten.

**
Disclaimer: ik heb een stuk of vier concept artikelen klaar staan met feiten, bronnen en meer diepgang. jammer genoeg heb ik echt geen tijd om deze langere artikelen nu af te maken.

Klimaat
Vlees komt in grote mate uit de korte CO2 kringloop en is daarmee klimaatneutraal. Als je beesten binnenhoud, dan kan je ook de methaan emissies minimaliseren, en is mest-hergebruik ook te regelen (dit zijn de punten waar biologisch vlees slecht op scoort). Zorg heb ik wel over kunstmest en fosfaten (en vooral ons eigen poep). Kortom meer kringlopen sluiten en agrobusiness parken gaan maken.

Voeden van de aarde
Als wij minder gaan eten hier in het westen, dan betekent het niet dat we daardoor werken aan een beter verdeling van voedsel. Honger heeft met heel andere sociologische en economische factoren te maken, en goedkoper eten is wellicht een prima manier om honger gedeeltelijk te bestrijden. Het aantal mensen op deze aarde bepaald in een heel grote mate de totale milieudruk, en per inwoner kan je beter rijker worden zodat er minder mensen komen.

Gezondheid
Zoals bekend mag zijn ben ik een voorzichtig aanhanger van het oer-voedingspatroon. Daarbij hoort ook consumptie van voldoende (dierlijke) eiwitten (al zijn de eiwitproducten van Beeter ook fantastisch), en vooral een beperking van koolhydraten en suikers. Het argument dat vegetariërs langer leven zijn (ik zou graag de bron eens willen zien) heeft eerder te maken met het feit dat vegetariërs gewoon veel bewuster leven. Hier wordt in discussies vaak een causaliteit aangebracht die er niet is (en die lijkt om de discussie “groente is gezond”, ook daar zie je vaak dat mensen met een bewuste lifestyle juist veel groente eten en door die bewuste lifestyle gezonder zijn). Biologisch is overigens ook niet ‘gezonder’.

Tenslotte: ook ik heb geen antwoord op de vraag of we het verduurzamingsproces kunnen sturen of niet. Tim Lang vind dat de tijd van overvloed voorbij is, en dat het ‘wegnemen’ van slechte keuzes de enige oplossing is. Ik geloof niet (meer) in grand designs, in een complexe wereld moeten we maar wellicht kleine fail-safe experimenten in de praktijk gaan DOEN.

Kijk ook nog maar eens naar alle ‘vlees’ discussies op foodlog.nl:
1- beperking hoeveelheid vlees is beter dan geen vlees.
2- Professor hoe maakt u een eendagskuiken dood?
3- Wageningen gaat niet vrij uit.
4- Het piemel denken van Roos Vonk
5- Zelfs vleeseters zijn geen hufters.
6- Gaga – vleessociologie.
7- Roos, Ricotta is kalfsvlees.
Dick Veerman heeft deze vlees discussie al maanden heel goed gemodereerd. Prima dat Rondom10 nu eindelijk ook dit onderwerp oppakt. Wat gaat het ons eigenlijk brengen, al dit gepraat?

Waar de werkelijke bottleneck zit – De smaak van Nederland

Bekend mag zijn dat ik een tweede grote hobby heb. Naast voedsel(verwerking), ben ik gek op het onderwerp innovatie-management en innovatiebeleid. Op dit blog heb ik al tientallen pagina’s geschreven over dat onderwerp, en ook op #CoT heb ik meer dan eens wel eens een reactie achtergelaten. Deze twee vakken gecombineerd geven het theoretische antwoord op de vraag “stel ik heb een nieuwe voedselproduct bedacht, hoe realiseer ik dat deze door een supermarkt wordt verkocht?”. Inzicht in welke type voedselproductinnovatie routes er zijn, heeft ervoor gezorgt dat we bij TOP verschillende projectaanpakken hebben ontwikkeld.
Dit onderwerp is weer helemaal actueel, nu Foodlog en Syntens de “Idols van het leuke voedselproduct” organiseren met de titel De smaak van Nederland (#SmaakNL). Bij de De smaak van Nederland kunnen (kleine) producenten en leveranciers hun lekkere product laten beoordelen. En net zoals bij de echte Idols zijn er voorrondes, en wordt er tzt een winnaar 2010 uitgeroepen. Ik heb na het zien van de eerste rondes het gevoel gekrgen dat ik ook krijg als bij ons op kantoor koks of hobby productontwikkelaars met een ‘leuk idee’ langskomen.

Food-Idols is een leuk concept waar veel leuke ideetjes getoond worden, maar het is in mijn ogen ook een gevaarlijk concept. Het schept namenlijk valse hoop voor vele kleine koks en producenten. Van vele deelnemers kan getwijfelt worden of ze wel professioneel genoeg zijn. Wel hebben de meeste deelnemers waarschijnlijk stiekem de droom dat ‘hun’ product bij de AH in het schap komt te liggen. En die kans is gewoon heel erg klein **, ik hoop dat #smaakNL daar richting de deelnemers reeel in is.

Lees onderstaande reactie van mij op foodlog eerst even.

@Florine, we hebben vaak hierover gesproken. Voeding is helemaal geen hogere wetenschap, wel is de realisatie van succes steeds moeilijker (en daar gaat mijn punt over innovatiemanagement over). Nu snap ik je punt heus wel, maar zelfs bij een merk als GIJS zul je als kleinschalige producent aan de ‘moderne’ spelregels moeten houden. En de gedachte dat groot, dus niet lekker, klopt, bestrijdt ik graag. Er zijn kleine producten die goed ‘voelen’ maar niet te vreten zijn, en grote producten die heerlijk zijn.

Zelf maak ik onderscheid tussen:
1. thuis koken of voor de buren.
2. een restaurant en zijn gasten (eventueel take away)
3. cateraar die eten rondbrengt, waarbij het eten dezelfde dag wordt genuttigd.
——————————————————–
4. kleinschalig ambachtelijk (beperkte straal wordt het product geleverd
5. grootschalig ambachtelijk (wat eigenlijk gewoon industrieel is).
6. grootschalig privatelabel (industrieel), kleinschalig private label ken ik niet.
7. grootschalig industrieel (= melk van Campina. Unilever, …)

Er zit een grote grens tussen 1 tot 3, en 5 tot 7. Ik twijfel altijd over no 4. Eigenlijk zou deze bij de groep 5 tot 7 moeten horen. Nu heeft elke thuiskok die bij mij langskomt, de ambitie om ‘iets’ in het schap te krijgen. Kortom, om bij de groep 5 tot 7 te gaan horen. En ja in deze categorie heb je een rijbewijs nodig. Maar over smaak hoeft dat helemaal niets te zeggen. Lees ook nog maar eens de discussie uit 2009 na “ambacht versus techniek”, en het rapport dat TOP heeft gemaakt.

Waar ligt dan wel de werkelijke bottleneck bij productlanceringen?

Na vele jaren werkzaam te zijn in deze sector durf ik wel te zeggen, dat dit de bottlenecks zijn:

A- op voldoende ‘schaal’ veilig kunnen produceren, dit heeft met productietechnologie en opschaling te maken. Onze oplossing: TOP heeft kleinschalige faciliteiten klaar om producten op 500 tot 2000 kg per dag te kunnen maken.

B- gebrek aan verkoopkanalen, en het feit dat er een hele scheve machtsverhouding in de voedselketen zit. Onze oplossing: het idee van de halve meter beta. Maar ook het idee van Dick rondom de boerensuper is goed.

(C- en gebrek aan professionaliteit, of te wel teveel een hobby instelling van de ‘uitvinder’)

Mijn stelling is, dat er geen gebrek is aan goede ideeen, of lekkere recepturen (en de #SmaakNL laat dat ook duidelijk zien). Desnoods kunnen we altijd nog de schappen bij kennisinstellingen leeghalen. Goed ondernemerschap begint bij de realisatie en erkenning dat je je moet richten op de werkelijke innovatie bottlenecks -waar zit de weerstand, waar zit de flessenhals- en niet teveel in je comfort zone moet blijven zitten.  

Twee gedachten één ziel, een paar minuten geleden schreef Dick:

1. “Een grote slagerij zou prima goede ham kunnen maken, als hij maar zou willen.” Ze willen het, kunnen het en doen het (ik kan je er verschillende noemen). Maar ze blijven niet. Heeft niets met rommelen te maken, maar met geblokkeerde markttoegangen.
2. Er wordt gerommeld, geklungeld en geexperimenteerd. Dat klopt. Er is begeleiding nodig vanuit kennis die er is, want we leven in de 21 eeuw en niet in de 17e.
3. Er bestaan traditionele producten die niet meer kunnen. Life is dangereous. Waarschuw voor de gevaren zoals je dat doet op een pakje sigaretten en maak het mogelijk. Het is aan de producent duidelijk te maken hoe die zijn pre-moderne product maakt en daar transparant en eerlijk over te zijn. Moet je consumenten die iets anders willen voor alles beschermen?

** De onderhandelingen met supermarkten verlopen hard. Het gaat namenlijk de categoriemanager helemaal niet om de winst of omzet per product. Het enige doel is winstmaximalisatie – in euro’s totaal- per groep. Lees anders ook nog maar eens het artikel over kruissubsidie en de margemix na. Unieke producten worden vaak tegen een hoge prijs in het schap gezet, zodat de ‘bulk’ lees A-merken en de huismerken een beter prijs kunnen krijgen. Bovenin de categorie zit altijd een excoot als referentie.