No Comment – maar neem wel anderhalf uur de tijd voor dit filmpje van Robert H. Lustig

Interessante lezing hoor van Robert H. Lustig! En kijk daarna ook nog maar even de lijn over het oerdieet lezen. En natuurlijk Meatless Monday.

Samengevat**:
– vet is niet noodzakelijk slecht (de wetenschappelijk uitgangspunten klopten niet).
– minimaliseer alcohol (=ethanol) (overheidsbeleid nu: extra belasting)
– stop de consumptie van suiker-water. Melk, water (en ik denk ook thee en koffie) zijn okay.
– minimaliseer Fructose inname. (advies aan overheden: voer een fructose belasting in, het is een gif)
– groenten en fruit zijn altijd okay (maar let wel op de totale koolhydraten/suiker inname ivm kcal-en).
– veel meer vezels consumeren (en dan nog meer!), bijvoorbeeld samen met koolhydraten
– een beperkte hoeveelheid proteïne is echt nodig (of uit vlees of uit proteïnen uit groente)
– elke minuut “TV” moet gecompenseerd worden met een minuut “bewegen”.
– wacht minimaal 20 minuten voordat je een tweede portie besteld (= Satiety signal)

De eye-opener voor mijzelf: Zelf hou ik van een Coca Cola op zijn tijd. Voor mij was nieuw dat er veel zout in deze drank zit en dat suiker juist nodig is om dit zout te camoufleren. Gelukkig consumeer ik maar een paar glazen per week 🙁 Meer informatie is te vinden op: www.sugarshockblog.com en deze link.

Nu heb ik voor de grap een maand geleden een stukje geschreven over Duurzaamheid & Voeding. Wellicht staan daar een paar kleine foutjes in (de simpificatie rondom inname, verbruik en ophoping van kcal **). Robert H. Lustig : a Calory is not a Calory. Glucose is good, fructose is bad.. Nog een ander Foodlog.nl lijn van Lustig uit 2006

** let op ik ben geen voedingskundige of diëtist, en pretendeer dat dus ook niet. Op basis van mijn chemische achtergrond denk ik wel dat Robert Lustig (en Frits Muskiet) het bij het juiste eind hebben.

Aanvulling van Wouter de Heij d.d. 6 april 2013 


Aanvulling van Liesbeth Oerlemans d.d. 13 december 2009:

Het onderstaande stuk is geschreven door Liesbeth Oerlemans in een e-mail reactie op dit blog (wel geeft ze aan dat ze het filmpje niet helemaal heeft gezien). Mijn grote dank gaat uit naar haar bijdrage. Liesbeth heeft haar akkoord gegeven op de publicatie van haar e-mail. Zelf heb ik tussen haakjes nog enkele opmerkingen geplaatst in haar tekst.

A. Algemene opmerkingen
Wat goed en slecht is, is afhankelijk van het gehele voedingspatroon en daarnaast per persoon afhankelijk. Er zijn uiteraard wel een aantal algemene richtlijnen te geven (Wouter: ben ik het mee eens. Gezonde of ongezonde producten bestaan niet. Gezond of ongezond voedingspatroon wel).

Het oerdieet en Frits Muskiet
Hierbij een link naar een stuk van Frits Muskiet. Erg boeiend wat mij betreft. We kunnen volgens Frits Muskiet minstens zeven grote fouten aanwijzen:
1. De samenstelling in macronutriënten (vetten, koolhydraten en eiwitten)
2. De vetzuursamenstelling
3. De glykemische belasting
4. Het gehalte van micronutriënten (vitamines en mineralen)
5. De zuur-base balans
6. De natrium-kalium verhouding
7. Gehalte aan vezels

Coca cola
Eerder zei ik dat er geen slechte producten bestaan maar ik neem mijn woorden voor 1 product terug en dat is voor Cola. Dat is super slecht: suiker, zout en te veel fosfaat. ☹
Nou vind ik absoluut dat je ook af en toe iets moet eten/drinken waarvan je geniet. Als je cliënt bij mij zou zijn, zou ik als natuurgeneeskundige overigens wel vragen wanneer je behoefte hebt aan Cola. Het zou zo maar kunnen dat je het als een soort pepmiddel gebruikt om door te kunnen gaan. Misschien is stoppen dan een gezondere oplossing. (Wouter: ik vind het gewoon lekker. Als kind ben ik wel “geprogrammeerd” om Coca Cola lekker te vinden. Rationeel weet ik dit. Koffie gebruik ik voor als pepmiddel)

Glucose is good, fructose is bad.
Ligt er aan wat je bedoelt, zie tekst bij koolhydraten (Wouter: zie ook hieronder onder “5-groente en fruit”). (Wouter: er blijkt volgens de hyptheses van Richard H. Lustig een groot verschil te zijn tussen glucose en fructose)

B. Hierbij een puntsgewijze inhoudelijke reactie

1- vet is niet noodzakelijk slecht (de wetenschappelijk uitgangspunten klopten niet).Denk jij echt dat vet slecht is? (Wouter: neen natuurlijk denk ik dat niet, ik denk ook dat vet een te slechte naam heeft). Als jij dat zelfs denkt, dan geef ik op dat het qua vetidee nog goed komt in Nederland. Dat komt door het voedingscentrum met hun ongenuanceerde advies ‘Let op vet’. Meervoudig onverzadigde vetzuren (omega 6 en omega 3) zijn essentieel. Ons lichaam kunnen deze stoffen niet zelf aanmaken, en we moeten deze dus via onze voeding binnen krijgen. Uit een onderzoek van TNO in 2007 in opdracht van het voorlichtingsbureau Margarine,Vetten en Oliën blijkt de volgende vetzuursamenstelling


De verhouding omega 6 en omega 3 is 10 : 1 terwijl het vroeger 1:1 was. Als we teveel omega 6 binnen krijgen, wordt omega 3 niet of onvoldoende afgebroken omdat voor de omzetting van omega 6 en omega 3 dezelfde enzymen worden gebruikt en de omega 6 familie dominant is.

We eten veel te weinig omega 3. En deze wordt dus door de overdaad aan omega 6 niet of nauwelijks omgezet in EPA en DHA. Omega 3 hebben we nodig ter voorkoming van hart-en vaatziekten. Bovendien remmen ze ontstekingen en auto-immuunziekten. Er zijn aanwijzingen dat omega 3 vetzuren een rol spelen bij depressie, dementie, agressief gedrag en slechte concentratie. Voor de opbouw van de membramen in het zenuwweefsel, de hersenen en het netvlies zijn EPA en DHA nodig.

We eten te veel verzadigd vet. Het vlees van wilde dieren bevatte 2-4 % vet met relatief veel omega 3. Ons huidige vee, dat op graan leeft, bevat 20 -25 % vet dat voornamelijk bestaat uit verzadigd vet. Mensen die de goede vetten binnen krijgen (en voor de rest ‘normaal’ eten) zijn gemiddeld minder dik. Met wat vet gaat de vertering beter.

2 – minimaliseer alcohol (=ethanol) (overheidsbeleid nu: extra belasting)Ja dat is een belasting van de lever, die het in onze maatschappij al zo zwaar heeft. Mannen mogen maximaal 3 consumpties per dag, vrouwen mogen maximaal 2 consumpties per dag. (Wouter: en als je nu niet drinkt verdient het niet de aanbeveling om welt te gaan drinken. Meer hierover in richtlijnen gezonde voeding 2006 H 4.6)

3- stop de consumptie van suiker-water. Melk, water (en ik denk ook thee en koffie) zijn okay.Ja zo min mogelijk suiker want om deze af te breken heb je extra mineralen nodig. Melk (zo’n 2/3 consumpties per dag, niet meer Trouwens Ca alleen opgenomen bij voldoende vitamine D (waar heel veel mensen een tekort aan hebben, zie advies gezondheidsraad September 2008)
Koffie en thee ook zo’n 2/3 per dag. Thee kan ook nog kruidenthee zijn maar dat vind je misschien hocus pocus (Wouter: ik ben niet tegen kruidenthee, soms vind ik het zelf nog lekker ook. Maar dan wel met een beetje glucose ☺)

Ik hoor politici tegenwoordig regelmatig zeggen dat kinderen magere zuivel moeten eten. Dat slaat echt nergens op. Zelfs niet voor kinderen met overgewicht! Die moeten afvallen door minder onzin te eten en te bewegen. Kinderen hebben vet nodig in de groei. Ook om de in vet oplosbare vitamines A, D, E, K op te kunnen nemen.

4- minimaliseer Fructose inname. (advies aan overheden: voer een fructose belasting in)Ja ,maar geldt voor alle zoetstoffen. Pancreas maakt insuline aan terwijl er geen suiker komt, zorgt voor veel bloedglucoseschommelingen en dat kan oa resulteren in diabetes 2 en metabool syndroom. (Wouter: volgens Robert H. Lustig ligt het voornamelijk aan fructose, ik denk dat zijn hypothese klopt.)

5- groenten en fruit zijn altijd okay (maar let wel op de totale koolhydraten/suiker inname.Als koolhydraten worden afgebroken ontstaat uiteindelijk glucose (Wouter: dit hangt af van de mono-sacharide waarmee de koolhydraten zijn opgebouwd ). Hoe complexer de afbraak, hoe geleidelijker het bloedglucose stijgt Dat is beter om schommelingen te voorkomen. De bewerkte koolhydraten zorgen voor veel (ongezonde) schommelingen. Hierdoor blijven mensen eten. Een overdaad aan koolhydraten wordt uiteindelijk omgezet in vet.

Groenten (en in mindere mate) fruit hebben een lage glycemische lading (GL) waardoor het bloedglucosegehalte langzaam stijgt. Koolhydratenbeperking houdt dan ook niet in dat we beperkt groenten en fruit moeten eten. Sommige fruit met een hoge GL geldt beperking wel voor. We hebben hoe dan ook koolhydraten nodig (minimal 100 gram per dag). Maar dan wel heel graag via groenten en fruit omdat daaar ook vitamins en mineralen inzitten en tevens een bron van vezels zijn.

6- veel meer vezels consumeren (en dan nog meer!), bijvoorbeeld samen met koolhydratenMet name in de vorm van groenten, fruit en volkoren producten (Wouter: zou kunnen, maar ik denk niet dat de bron van vezels heel erg bepalend is, veel meer vezels consumeren is de essentie)

7- een beperkte hoeveelheid proteïne is echt nodig (of uit vlees of uit proteïnen uit groente)Natuurlijk moet je eiwitten binnen krijgen. Maar in het algemeen krijgen we gemiddeld te veel eiwitten binnen. Te veel eiwit kan ook omgezet worden in vet. (Wouter: klopt voorzover ik weet)

Aanvulling 3 februari 2010.
De discussie over een gezond voedingspatroon gaat nog even door. Dit keer over vet en verzadigd vet. Lang geleden in 2006 begon Melchior Meijer met de discussie op Foodlog met de titel “Melchior Meijer en de discussie over verzadigd vet”. De discussie is 2 dagen geleden weer geopend. Dit keer omdat mijn grote geld Katan 🙁 te veel nadruk legt op vet en eigenlijk de werkelijke boodschap “vet is niet de issue, maar koolhydraten en suikers wel” niet verkondigd. Dick heeft de experts opgeroepen hun mening nogmaals te verkondigen. Lees vooral de lijn “Martijn, Melchior en Frits: en nu de waarheid over vet!”. Geloof het of niet, maar ook dr Frank (Frank van Berkum) doet mee! In het verleden heb ik hem een beetje belachelijk gemaakt (link), maar zijn reacties op de foodlog lijn spreken mij zeker aan.

Aanvulling 28 maart 2010
Een nieuwe discussie over olie en onverzadigde vetzuren op foodlog Koolzaadolie verhitten en dan
Ook de lijn Martijn, Melchior en Frits blijft interessant om te blijven volgen.

Aanvulling 11 januari 2013
Een heel interessant artikel over de verhouding omega 3 versus omega 6 is gisteren gepubliceerd: The Importance of the Omega-6/Omega-3 Fatty Acid Ratio in Cardiovascular Disease and Other Chronic Diseases

Duurzaamheid in Food – een praktische aanpak (deel 5)

Dit artikel is een voortzetting van deel 4

Inmiddels is er al veel discussie op foodlog over het onderwerp duurzaamheid & voeding. Moet er een logo komen of niet? Wat is de rol van de overheid in dit proces? In dit deel 5 een korte update en daarnaast enkele meningen van mijzelf over dit onderwerp.

Om te beginnen is het interessant om de lijn op Foodlog te lezen die gaat over de laatste Rode Hoed sessie, waar ook de minister Gerda Verburg aanwezig was (link). Een stukje van Marijke Vos hoort ook bij het verplichte leesvoer: de overheid moet kiezen.

Ook de volgende link, waarin gesuggereerd wordt dat sommige mensen denken dat al lang bekend is wat duurzaamheid is, is het lezen waard (link) (ik geloof totaal niet dat het grote publiek weet wat duurzaamheid werkelijk is). Ten slotte de lijn waarin de vraag werd gesteld of er een logo moet komen of niet (link). Persoonlijk denk ik dat er een logo moet komen dat eigenlijk geen logo is. De huidige logo’s zijn eigenlijk zwart-wit logo’s. Logo’s die aangeven of iets wel of niet voldoet. Het A-G systeem of sterrensysteem gaat een stapje verder door een ‘rating’ te geven. Zelf denk ik dat we niet deze weg -goed/fout logo’s- moeten bewandelen.

Ik geloof wel in een heel modern ‘dynamisch’ “ik-bepaal-zelf-de-diepgang-logo-met-kwantitatieve-inhoud”. We beginnen met een 1-100% (of A-G score) bijvoorbeeld op de domeinen (a) milieu, (b) gezondheid, (3) diervriendelijkheid, (4) fairness (als een soort klavertje met 4 blaadjes, dit beeld heb ik niet zelf verzonnen, zie ook NRC artikel). Wil je als consument meer weten over “milieu”, dan kan dat. Je bekijkt dan gewoon de onderliggende waarden voor de indicatoren energie_grijs, energie_groen, water_verbruik, Afval. Dit alles via een scanner die in de winkel hangt, of via je mobieltje. Evidence based sustainibility en top (zie ook NRC 2008). Wil je alle gegevens weten en nalezen? dan kan dat ook de details staan dan gewoon op www.foodcyclopedia.nl of zo :-). Kijk ter inspiratie ook eens op: rankabrand

Drie praktijk voorbeelden die aangeven waarom “duurzaamheid” als containerbegrip zo moeilijk is:
fairtrade appelsap die niet milieuvriendelijk is.
– diervriendelijke kip die niet duurzaam is (Volwaard) (met link naar margemix)
– slaafvrije chocolade letters die uit een gewone chocolade letter-mal komt (link)

Deze lijnen en bijbehorende reacties hebben me flink geprikkeld in mijn denken. Een van mijn ideeen is om te gaan werken met een MySustainibility site, die naast de algemeen geaccepteerde en democratisch bepaalde verdeelsleutels, ook een persoonlijk profiel gebruikt om de overall-duurzaamheidsscore voor jouwzelf te bepalen. In de toekomst kan je met je mobieltje of een scanner in de winkel, een scan maken van een product. Afhankelijk van je persoonlijke wensen, kan je dan een gepersonaliseerd ‘advies’ krijgen rondom je potentiële ‘duurzame’ inkoop. Precies zoals Marcel ook eerder schreef.

Nog verder doorberedeneerd kan je je voorstellen dat we belasting gaan heffen op basis van de waarde van de blaadjes van het duurzaamheids-klavertje. Op deze manier heeft de overheid in de toekomst een instrument in handen om de ‘duurzame’ keuze ook financieel te stimuleren (of onduurzaam aankoopgedrag te straffen). Kortom beprijzing gaat ook mogelijk zijn. (na de discussie over km-beprijzing gaan we dus ook een discussie over voedsel-duurzaamheids-beprijzing krijgen 🙂)

Zogauw ik zin en tijd heb, zal ik nog een stukje schrijven over duurzaamheid en vlees. Inhoudelijk gezien is Meatfree Monday alvast een lees aanrader.

Aanvulling 25 december 2009
Met dank aan Joost Reus en Twitter : www.earthster.org

Duurzaamheid in Food – een praktische aanpak (deel 4)

Dit artikel is een vervolg van deel 3

Het model – de overall duurzaamheid score.
Door de verdeelsleutels nu te vermenigvuldigen met de waarde van elk van de indicatoren krijgen we een gemiddelde duurzaamheid score per product/SKU. De verdeelsleutels kunnen jaarlijks veranderen onder invloed van de publieke opinie (die haar mening via het stemmen bekendmaakt). De waarde van de 12 indicatoren kunnen alleen veranderen als (a) de NGO die de rekenregels bepaalt deze aanpast, of (b) als de producent ‘duurzamer’ (diervriendelijker, milieu-efficienter, …) gaat produceren.

Op deze manier hebben we een scheiding der machten aangebracht en een methode geïntroduceerd waarmee toch appels-met-peren vergeleken kunnen worden:
1- de wetgevende macht geeft een juridisch kader aan de methode (en de losse duurzaamheidsindicatoren),
2- de NGO’s bepalen de exacte criteria/rekenregels (en publiceren deze online). Producenten passen deze rekenregels zelf toe op elk product.
3- de Notified Bodies controleren of de rekenregels door de producenten goed zijn toegepast,
4- de verdeelsleutels worden democratisch jaarlijks vastgesteld met internet survey (1 Nederlander, 1 stem).

Het eerste grafiekje (spinnenwebgrafiek) geeft nu aan wat er gebeurd als we de waarde van de indicatoren vermenigvuldigen met de democratisch bepaalde verdeelsleutels. De tweede grafiek is het resultaat als we nu de gemiddelde overall duurzaamheid score bepalen voor de vier voorbeeldproducten:

Het model – hoe nu verder?
Ik hoop dat dit een werkbaar model geeft om toch tot een duurzaamheidsindicator te komen voor voedsel. Een juiste overall duurzaamheidsindicator op de verpakking (bijvoorkeur Europees ingevoerd), geeft alle informatie aan consumenten om een goede (rationele) keuze te kunnen maken. Mocht een consument toch de waarde van de onderliggende indicatoren willen weten, dan pakt hij/zij zijn mobieltje, maakt een foto van de streepjescode en de consument wordt automatisch naar een website geleid waar de aanvullende informatie wordt getoond. 100% transparantie. Mocht je iets meer willen weten, dan is de informatie feitelijk altijd beschikbaar.

Nu weet ik best dat er een groot verschil is tussen de Nederlander als ‘burger’ en de Nederlander als ‘consument’. Toch heb ik de overtuiging dat het verstrekken van feitelijke informatie de enige manier is om op termijn bewuste keuze gedrag uit te stimuleren. Zelf heb ik weinig geloof in nog meer Postpus 51 spotjes. Deze hier voorgestelde methode introduceert een duurzame manier om toch licht te scheppen in de duisternis die nu “duurzaamheid” heet. Een combinatie van rationele indicatoren en de mening van Nederland voor de verdeelsleutels. Ik denk dat dit een manier is om op korte termijn aan de slag te gaan.

Nog een laatste opmerking. Deze methode zou wat mij betreft open-source geïmplementeerd moeten worden (WWGD). Het mag niet zo zijn dat een specifiek concern het beheer heeft. Op het ontwerp van duurzaamheids-indicatoren mag niet worden geconcurreerd. Natuurlijk hoop en verwacht ik wel dat er concurrentie komt op ‘duurzame voedsel producten’.

Aanvulling 22 nov 16.50.
Ik kon net niet laten en heb deze ideeen ook bij foodlog neergelegd. Klik hier om de discussie te volgen. Laat ik maar eens gaan kijken hoe er op dit basis idee wordt gereageerd. Daarnaast is het ook interessant om te kijken op de People4earth-website.

Aanvulling 23 nov 19.45.
Op linkedin CoT zijn twee leuke reacties geplaatst:

Cor
… …
Knap stuk werk. Ik heb de vier delen op je log gelezen. Je opzet om te komen tot een OPEN SOURCE indicator steun ik volledig. Ik ben een sterk voorstander van prototyping. Ook met deze indicator. Gewoon beginnen en verder ontwikkelen.
… …

Marcel
… …
Houd bij de ontwikkeling voor ogen de trasparante (futuristische) bril die ik nog steeds laat zien op mijn presentaties. Je staat in de supermarkt en kijkt naar de courgettes en wat laat de bril (of het mobieltje) met abonnement op de globale Consumentenbond je zien? Alleen een groen, rood of oranje licht. Als je meer wilt weten, dan schud je ff met je hoofd en de bril laat de criteria achter de kleuren zien: dierwelzijn, kinderarbeid, volgens wetenschappers, volgens de bezoekers van de huidige supermarkt.

We maken in de toekomst dus betere beslissingen in realtime. En dat stoplicht herbergt een beslissingsmachine, een meta-keurmerk. Dat is een combinatie / optelsom vormen van alle bestaande duurzaamheidskeurmerken. Ga niet een eigen nieuw deel-keurmerk aan de bestaande toevoegen, maar voeg ze juist samen!

Uiteraard Open Source. Een bedrijf mag het starten of zelfs tot in eeuwigheid onderhouden, maar het is niet hun eigendom en het moet open staan voor ontwikkeling door derden. Kwestie van ofwel MVO ofwel slim ondernemen.
… …

Zo dit was deel 4, de rest van het verhaal is te vinden in deel 5.

Duurzaamheid in Food – een praktische aanpak (deel 3)

Dit artikel is een voortzetting van deel 2

Het model – de verdeelsleutels.
Zo tot nu toe was het recht toe recht aan. Verschillende indicatoren met elke een heldere en rationele set spelregels. Natuurlijk, zal het niet eenvoudig zijn om tot een consensus te komen over de criteria, maar het kan wel. Voorbeelden waar dat ook is gelukt zijn immers, biologisch, IKB en het sterrensysteem van de dierenbescherming. Maar hoe gaan we de verschillende indicatoren nu met elkaar vergelijken? De ene persoon vindt dier-vriendelijkheid belangrijk, en de ander (ikzelf) een efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen (milieu). We zouden aan “de politiek” kunnen vragen, om hier een besluit in te nemen. Zelf geloof ik niet in deze optie, het duurt te lang en juist op dit onderwerp geloof ik wel in de wisdom of crowds.

Dit is volgens mij een gewoon keuze-probleem, experts, wetenschappers en consultants hebben hier wat mij betreft dan ook niets over te vertellen. De vraag aan het publiek is simpel : verdeel 100 punten over de 12 indicatoren. Vindt je alleen diervriendelijkheid belangrijk? Prima zet dan 100 punten in op indicator 6, ben je in eerste instantie voor een beter milieu? verdeel je punten dan over eerste vier categorieën. Deze meningen kunnen verzameld worden via een eenvoudige website; of het beheer hiervan bij een NGO kan komen te liggen weet ik niet. Waarom niet elke Nederlander jaarlijks de mogelijkheid geven om te stemmen met zijn/haar DIGID-code? Het resultaat is een histogram met scores voor de ‘belangrijkheid’ van elk van de indicatoren. Ik heb geprobeerd om een voorbeeldje te maken (het resultaat van heel veel stemmen) :

Op basis van alle ‘meningen’ kunnen we nu de juiste verdeelsleutels gaan vaststellen. Hieronder zie je een grafiekje waarin de gemiddelde verdeelsleutelwaarde staat (=blauwe balk) en de standaarddeviatie (=zwarte verticale lijn) op basis van het stemgedrag van alle Nederlanders die jaarlijks hun mening hebben gedeeld.

Zo dit was deel 3, de rest van het verhaal is te vinden in deel 4.

Duurzaamheid in Food – een praktische aanpak (deel 2)

Dit artikel is een voortzetting van deel 1

Het model – de indicatoren
Uit de literatuur is gebleken dat er tot wel 20 indicatoren of meer gebruikt kunnen worden om ‘iets’ over duurzaamheid te zeggen. In dit voorbeeld gebruik ik er ‘maar’ twaalf (en dat zijn er eigenlijk al teveel denk ik).
1. Milieu belasting vd grondstoffen: hoeveel grondstof is er nodig om het product te maken. Bij beesten gaat het dan om de voerconversie. Maar naast de hoeveelheid voer, gaat het ook om de mileubelasting van het voer per kg. Milieubelasting is uit te drukken in deelfactoren zoals (1) gebruik grond, (2) hoeveelheid energie, (3) hoeveelheid water etc. Het woord grondstoffen moet heel erg ruim worden geinterpreteerd. In een kas is water, zaad en kunstmes een grondstof. Bij een soepfabrikant de gedroogde kruiden.
2. Milieu belasting vd productie (de ‘fabriek’): hier wordt gekenen naar de hoeveelheid energie en water dat wordt gebruikt om de eindproducten (SKU’s) op basis van de grondstoffen te maken. Het kost bijvoorbeeld heel veel energie om melk in een sproeidroger te drogen of om soep in blik te steriliseren. Ook het gebruik van reinigingsmiddelen en schoonmaakwater in de fabriek zou mee kunnen tellen.
3. Milieu belasting transport (foodmiles): hier gaat het om een combinatie van het type vervoermiddel (vrachtwagen, boot, vliegtuig), het type transport (gekoeld, bevroren, ambient) en de afstand van transport. Dit begrip gaat dus veel verder dan alleen maar de transport-kilometers.
4. Milieu belasting vd verpakkingen: de hoeveelheid plastic, karton, papier en glas dat wordt gebruikt in de fabriek (voor halffabrikaten) en voor het eind-product (SKU) is een maat voor deze indicator. Daarnaast zou er rekening gehouden moeten worden met de hergebruik factor van het verpakkingsmateriaal.
5. Grondstofkringlopen sluiten (lokaal vs mondiaal): dit is wellicht de meest lastige indicator. Het heeft te maken met het verslepen van nutrienten. Als we soja uit Brazilië halen om de varkens te maken die weer in Brazilië worden verkocht en geconsumeerd, dan is er een gesloten nutriënten kringloop. Als we de varkens echter hier in Nederland nuttigen, dan verdwijnen er nutrienten uit Brazilie en ‘hopen’ deze nutrienten zich hier op. En gemengde boerderij in Nederland, heeft veel meer mogelijkheid om zijn lokaal kringlopen te sluiten.
6. Diervriendelijkheid: deze indicator spreekt voor zichzelf. De dierenbescherming heeft hiervoor al een sterrensysteem bedacht. Wellicht kan dit systeem verder worden verfijnt.
7. Eerlijke prijs voor productenten (fairtrade): lastig aspect, het gaat hierbij niet om een certificering, maar wel om de vraag of een producent een eerlijke prijs krijgt. Een melkboer die consequent onder zijn kostprijs moet leveren krijgt geen fairtrade prijs.
8. Duurzame bedrijfsvoering (sociaal en economisch): dit is een verzamelindicator waarin zaken zitten zoals (a) heeft het bedrijf veel vreemd vermogen, (b) is er spraken van forse concurentie (red ocean), (c) is er spraken van structuele overproductie, (d) hebben de werknemers een fatsoenlijke CAO? etc. etc. De aspecten die met MVO te maken hebben worden eigenlijk samengevoegd in deze indicator.
9. Gebruik van ‘chemische’ hulpmiddelen: Hoe zit het met het gebruik van bestrijdingsmiddelen? Worden de beesten preventief gevaccineerd? Hoe dit in een indicator te vatten, weet ik nu nog niet, maar ik heb de overtuiging dat het zou moeten kunnen.
10. Omstandigheden van werknemers : werken de medewerkers onder koude of natte werk omstandigheden? Hoe zijn de arbeidsomstandigheden van de werknemers geregeld, werken ze onder een CAO, hebben ze een vast contract?
10. Gezondheid vh product bij consumptie: ook een lastige. Er bestaan immers geen
gezonde of ongezonde producten (wel een gezond voedingspatroon). Deze indicator zou opgebouwd kunnen worden uit een absolute gezondheidsscore. De IKB benadering werkt in ieder geval niet aangezien het daar gaat om een relatieve ‘gezondheids’ score.
12. Afval & derving (exc. verpakking) bij consumptie: wordt er veel weggegooid? Is er veel derving in de keten (bijvoorbeeld bij ultra-kort houdbare producten). Dit is ook weer een lastige indicator, hoe dit praktisch op te pakken weet ik dus nog niet.

Stel dat er nu voor elk van deze indicatoren een wettelijke basis zou zijn. Deze wettelijk basis is echter wel heel erg simpel. Het “woord van de indicator” krijgt een wettelijke status, zonder alle details rondom de criteria wettelijk te willen gaan regelen. Elke indicator krijgt een stichting (of wordt ondergebracht bij een bestaande NGO, bijvoorbeeld de dierenbescherming), die verantwoordelijk is voor de onderliggende calculatiemethoden, klassegrenzen of eisen (vergelijkbaar dus met biologisch/EKO of met Label Rouge). De details worden derhalve niet direct via wetgeving geregeld. Het is wat mij betreft niet de bedoeling om op het niveau van bovenstaande twaalf indicatoren met logo’s te gaan werken.

Als producenten nu per product een waarde geven van 1 tot 10 aan elk van deze indicatoren, dan hoeft alleen het onderliggende berekenmodel ‘bewaakt’ te worden door de stichting of NGO. Een externe accountant (nobo, notified body), beoordeelt dan bijvoorbeeld een keer per jaar of de producenten voor al hun SKU’s het calculatiemodel goed hebben toegepast. Alle ketenspelers krijgen tevens ook de wettelijke plicht om deze informatie (= de waarde per indicator) per SKU (of kg product) mee te geven aan de volgende ketenspeler (of consument) (zie ook foodlog.nl, 1-nov-09, 16:35 hr). Hierdoor ontstaat er vanzelf een LCA (vergelijk het maar met ons BTW-systeem) in de keten, en consumenten krijgen feitelijke duurzaamheidsinformatie.

Ik heb ter illustratie geprobeerd om voor vier voorbeeld producten een waarde tussen 1 en 10 te verzinnen voor elk van deze twaalf indicatoren. Een waarde 1 is slecht (laag, klein) en waarde 10 is goed (hoog, groot). Bij diervriendelijkheid heb ik bijvoorbeeld het groente en fruitvoorbeeld een waarde van 10 gegeven (want optimaal diervriendelijk :-)). De waarde van de indicatoren heb ik uitgezet in een spinnenwebdiagram:

Zo dit was deel 2, de rest van het verhaal is te vinden in deel 3.

aanvulling d.d. 23-11-2009.
People4earth heeft ook zo te zien 12 criteria, en heeft ook nog eens een nette opdeling gemaakt. Mooie aanpak wat mij betreft. De criteria die ze echter lijken te gebruiken zijn mij te kwalitatief. Ook weet ik niet of er een open-source gedachte in hun initiatief ingebakken zit en rondom governance zie ik niet veel op hun website.

Duurzaamheid in Food – een praktische aanpak (deel 1)

Het grote nadeel van de huidige discussie over duurzaamheid, is dat het in mijn ogen een te abstracte discussie is. Duurzaamheid is een nog groter containerbegrip dan het begrip ‘milieuvriendelijk’. Duurzaamheid combineert namelijk allerlei verschillende factoren die eigenlijk niet zo goed met elkaar te vergelijken zijn. Vandaar dat we vaak blijven hangen in definities zoals : “met respect voor toekomstige generaties, onze omgeving en aarde”. Prima natuurlijk om daar een heldere kwalitatieve definitie voor te hebben, maar ik vindt dat we juist de volgende vraag moeten kunnen beantwoorden: “wat betekent dit nu voor individuele producenten?”

Op dit moment is er een wildgroei van allerlei initiatieven rondom duurzaamheid. Ik heb de indruk dat veel van de goedbedoelde initiatieven te weinig praktisch zijn en blijven steken in mooie woorden en dito websites. In dit blog-artikel probeer ik een model te geven waarmee we op termijn kunnen komen tot een ‘overall’ duurzaamheidsscore voor voedselproducten, zowel vers (appels, tomaten, vlees), als vers-bewerkt (gesneden groente, vers geperst sap, kant-en-klaar) als langhoudbare producten (gesteriliseerde soepen, gedroogde producten, etc.). (denk aan A-G score voor auto’s en witgoed). Mijn eerste suggestie hierover staan hier.

Naar mijn stellige overtuiging zou dit model geen ‘eigendom’ mogen zijn van een fabrikant of van een individuele supermarktketen. Een NGO zou de controle over het logo en model kunnen hebben, en de onderliggende factoren (zowel de indicatoren als de verdeelsleutel), kunnen democratisch, via (‘Wisdom of crowds’) worden bepaald. Ook doe ik vanaf hier een groot moreel beroep op onze politiek om dit model als uitgangspunt te gaan nemen van specifieke wetgeving, en om het initiatief te nemen om dit model nader uit te werken (beste politici: toon leiderschap, de industrie zelf gaat er niet uit komen!) en dit zo spoedig mogelijk op Europese schaal invoeren. Tim Lang heeft gelijk denk ik, het is nodig om snelheid te gaan maken.

De uitgangspunten van dit model zijn heel simpel.
er zijn veel indicatoren die ‘iets’ over een (klein) gedeelte van duurzaamheid kunnen zeggen. Voorbeelden zijn (1) fair-trade, (2) biologisch, (3) food-miles, (4) diervriendelijkheid. GEEN van deze indicatoren zegt iets over het ‘geheel’. Daarnaast is het heel erg lastig om de verschillende indicatoren onderling te kunnen vergelijken (daarom heeft de vleeswijzer ook twee assen).
voor sommige, maar zeker niet alle indicatoren, zijn heldere criteria bekend om te bepalen wat de ‘waarde’ is van de indicator. Het is op termijn naar mijn mening wenselijk om voor alle relevante indicatoren een heldere set criteria te hebben. Ik kan me voorstellen dat -naast biologisch, bijvoorbeeld ook IKB of klavertje– ook alle andere indicatoren een wettelijke basis gaan krijgen, met een verwijzing naar een NGO die de criteria voor de betreffende indicator vastlegt (en ze eventueel per 5 jaar aanpast). Daarnaast zijn er onafhankelijke certificerende organisaties (een soort van accountants, notified bodies) nodig.
de onderlinge vergelijking tussen de verschillende indicatoren is altijd een vergelijking van appels met peren (wat is belangrijker, diervriendelijkheid of voerconversie, gezondheid of foodmiles). Om toch tot een duurzaamheidscore te komen is een onderlinge vergelijking echter wel nodig. Hiervoor hebben we verdeelsleutels nodig. Naar mijn stellige overtuiging zouden deze verdeelsleutels -dynamisch en democratisch- bepaald moeten gaan worden. De totale som van de verdeelsleutels is bij elkaar wel 100%; dit voorkomt dat we uitkomen op het antwoord “alles is belangrijk”. Internet toepassingen kunnen hierbij ondersteunen, maar er moet wel worden gekozen.
we zouden een maatschappelijk discussie moeten hebben over de vraag of diervriendlijkheid, gezondheid en sociale aspecten van productie nu wel of niet onderdeel zouden moeten uitmaken van de overall duurzaamheidscore. Zelf ben ik van mening dat we moeten beginnen met milieu-indicatoren, pas daarna diervriendelijkheid en fair-trade en pas als laatste gezondheid en overige aspecten moeten gaan opnemen. Het model wat ik voostel, is daarmee automatisch een dynamisch groeimodel.
het is niet de bedoeling om een waarde oordeel te geven per indictor. Dus NIET ECO is goed, en de rest slecht OF IKB is goed en de rest slecht. Het WEL de bedoeling om een getalwaarde te gebruiken per indicator. Of het getal per indicator nu is uitgedruk van 1% tot 100%, of in een score van 1 tot 5 is niet echt relevant.

Het model – introductie.
Ik zal aan de hand van voorbeelden het model proberen toe te lichten. Het gaat mij om de illustratie van het raamwerk weer te geven (de grote lijnen dus). De exacte formulering of de exacte getallen zijn dus alleen maar illustratief. Het model bestaat uit vier hoofdstappen: (1) het vastleggen van de relevante indicatoren, (2) het vastleggen van de waarde van elk van de indicatoren per product, (3) het vaststellen van de verdeelsleutels, (4) het vermenigvuldigen van de indicator-waarde met de verdeeldsleutel, (5) het bepalen van de overall-duurzaamheid score (die tussen 1% en 100% of 1 en 10 of A-G komt te liggen.). Ik zal mijn best doen om ook aan te geven hoe governance geregeld zou kunnen worden.

Ik veronderstel dat elk product op basis van grondstoffen in een ‘fabriek’ -samen met energie, water en andere hulpmiddelen- wordt gemaakt. Het product is het eindproduct zoals het wordt verkocht aan de volgende ketenspeler of aan de consument en heeft als eenheid SKU (als is wel bekend hoe zwaar een SKU weegt). Met de fabriek bedoel ik niet letterlijk een fabriek. Ik veronderstel bijvoorbeeld dat een kas ook een soort van fabriek is, waar op basis van de grondstoffen water, zaad en mest een conversie plaatsvindt naar een eindproduct (SKU).

Ik veronderstel ook dat het politiek haalbaar is om in de toekomst van alle keten-spelers te eisen (bij wet) dat de waarde van alle indicatoren per SKU wordt meegestuurd aan de volgende ketenspeler. Juist daarom is het zo van belang om alle relevante indicatoren een wettelijke basis te gaan geven. Anders kunnen we een dergelijke model nooit maatschappelijk gedragen gaan invoeren. Op foodlog heb ik eerder mijn mening hierover gegeven (zie link)

Zo dit was deel 1, de rest van het verhaal is te vinden in deel 2.

Innovatie-Management – Deel 9 : Je hebt een raket en geen richting OF een richting maar geen voertuig.

Ik wordt vrij regelmatig gevraagd om mee te doen met ‘brainstorms’, inmiddels ga ik niet meer in op elke uitnodiging. Doe ik het wel, dan geef ik duidelijk van te voren aan wat onze bedrijfsfilosofie is. Onze uitgangspunten zijn heel simpel (1) alle kennis is gratis bij ons, (2) medewerkers zijn nooit gratis, (3) ideeën hebben een waarde en daar dien je dus zuiver mee om te gaan (en dus zijn ideeën ook niet gratis). Bij ‘brainstorms’ wordt je geacht om ideeën te komen ‘geven’, en dus maken ik altijd van te voren duidelijk dat ook uitgangspunt (3) dan geldt : “wij dragen geen eigendomsrechten over op onze ideeën”.

Tegenwoordig ga ik zelfs verder **. Ook bij een betaalde advies-opdracht, dragen wij niet zomaar rechten over. Veel klanten zijn best bereid om ons een dagje in te huren (ook voor een brainstorm). Logisch toch dat dan rechten worden overgedragen? Nee, dat is niet logisch. Als ik een dag wordt ingehuurd, dan wordt ik betaald om advies te geven op basis van mijn parate kennis. Kortom ik wordt betaald voor mijn ‘aanwezigheid’ en niet betaald om met ideeën of inventies te komen. Zelfs niet als de opdrachtgever met een ‘probleem’ of ‘uitdaging’ komt.

Dit uitgangspunt ga ik nu proberen toe te lichten en hiervoor gebruik ik een simpele metafoor, de raket-metafoor.

Er zijn namelijk twee soorten technologie projecten. (a) Projecten waarbij het doel of de wens kan worden omschreven (=market pull); alleen de oplossing er nog niet is. Bij dergelijke projecten -ook wel problem solving projecten genoemd- is veel creativiteit, inzicht en het maken van slimme combinaties nodig. (b) Bij projecttype nummer twee is er een technologie, maar is er nog geen applicatie (of nog geen markt, of nog geen doel) (=technology push). De vraag wat kan je er mee, is dan niet voldoende beantwoord.

Het is heel gemakkelijk uit te leggen aan de hand van de raket-metafoor. Als een klant aan ons vraagt “ik wil naar de planeet mars, maar weet niet hoe daar te komen”, dan is sprake van project (a). Als een klant vraagt “ik heb een voertuig, maar heb nog geen richting” dan spreken we over project type (b).

Raketten ontwerpen is heel erg lastig en risicovol en is totaal niet hetzelfde als onderzoeken of “gewoon” engineering. Bij het Sonder-Compaxo project is bij ons de uitdaging neergelegd “maak ons proces continue” (=project type a). Dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan, er zijn eerst zeker 10 concepten bedacht en 4 daadwerkelijk uitgevoerd, alvorens we de oplossing hadden bedacht. De oplossing is vaak te octrooieren, en daarom geven we dit soort ideeen nooit zomaar weg.

Bij Pascalisatie echter is de vraag “wat kunnen we doen met deze druk-technologie”, hier gaat het veel meer om markt en productontwikkeling. Eerder heb ik geschreven over crossing the chasm, een technologie verkoopt zichzelf niet, en de creativiteit gaat dan zitten in het bepalen van de richting.

Beide type projecten hebben een eigen dynamiek en projectmanagement aanpak. De risico’s zijn groot, en daarom duurt het zo lang voordat een nieuwe voedselproduct op de markt komt dat met een nieuwe technologie is gemaakt. Bij dit type ontwikkelingen, zie je dat er eerst een project (a) wordt ingezet, en gevolgd door een project (b). Dubbel risico dus!

** hoe ver en hoe formeel, hangt af van de relatie en het type bedrijf.

PS later zal helder worden waarom nu deel 9 verschijnt, terwijl de delen 4 tot en met 8 er nog niet zijn 🙂 Lees ondertussen wel alvast maar Deel 1, Deel 2, en Deel 3.

Aanvulling 5 januari 2010.
Ook de bekende schrijver en TV maker Wouter Klootwijk gelooft niet in gratis.

Innovatie-Management : Deel 2 – Product life cycle & Crossing the Chasm.

Productlife cycle en soorten product-innovatie
Wat voor markten geldt, geldt ook voor (voedsel) producten. Producten hebben een zg. levenscyclus. Meer daarover is te vinden op wikipedia PLC. De essentie is dat je vrijwel altijd eerst moet investeren alvorens je na een break-even situatie een positieve marge kan maken. Na verloop van tijd zijn consumenten je product ‘zat’ en zullen andere producenten je succes gaan kopieren (soms kan je dat voorkomen via octrooien), kortom je product is plotseling in een Red Ocean aangeland. Tijd om je product te restaureren (ander smaakje, andere verpakking) en je receptuur en productieproces te optimaliseren. Met een groter marketing budget kan je uiteraard ook je levenscyclus verlengen

Welke soorten innovaties heb je eigenlijk binnen de levensmiddelsector? De belangrijkste zes staan in het onderstaande plaatje. De laatste varient -een nieuwe product-proces combinatie- is het moeilijkst te realiseren. Maar deze optie maakt het ook mogelijk om zelf een Blue Ocean te creëren. Voorbeeld van een dergelijke Blue Ocean is greenjuice, het gepascaliseerde drankje. Het lijkt simpel een nieuwe technologie inzetten om een nieuw product te maken, maar dat is het totaal niet.

Overigens producten en technologieën moeten natuurlijk wel eerst worden bedacht. Wat in deze initiatief of inventie-fase allemaal mis kan gaan heb ik eerder op dit blog geplaatst. Echt innoveren kan behoorlijk disruptief zijn, nieuwe producten kunnen bijvoorbeeld canabiliseren op de huidige productporfolio. De wijze les van Google is : durf je eigen canibaal te zijn, doe je het zelf niet, dan zal een andere je canibaal gaan worden (een interessante metafoor is dan ook “Red Monkey”)

Specifiek in de Food, is het aantal combinaties vrijwel oneindig. Een voorbeeld van mogelijke combinaties wordt hieronder weergegeven. Elke innovatie-project heeft zijn eigen dynamiek, zijn eigen uitdagingen en pitfalls. Op de slide daaronder wordt weergegeven hoe het zit met het risico. De bovenste innovatie-opties zijn relatief goedkoop (maar ook gemakkelijk te kopiëren). De introductie van een nieuwe techniek, waarmee nieuwe producten worden gemaakt kost het meeste en is ook de meest risicovolle activiteit.

Crossing the chasm – op naar een volwassen markt
Wel eens afgevraagd waarom nieuwe technologieën zo langzaam worden geïntroduceerd en geadopteerd? Uw idee is toch super? Alle klanten zitten toch op u te wachten? Het product gaat zich vanzelf verkopen, horen wij wel eens. Nou, vergeet het maar. Wat de boer niet kent dat eet hij niet. Ga er maar vanuit dat je veel weestand gaat ondervinden met je innovatie. Soms kanabaliseer je op een bestaande technologie, soms ben je gewoon te klein om serieus genomen te worden. Een klassieker is geschreven door Moore al in 1999 en heet “Crossing the Chasm” (de samenvatting staat hier).

De introductie van een technologie gaat als volgt (a) de zg early adopters zijn technology-minded, deze groep consumenten hebben voldoende aan een half woord, een slechte foto van een prototype of de resultaten van een klein onderzoek. Vaak zijn het de dga’s die zelf overtuigd zijn en beslissen. Maar dan, dan wordt het pas echt moeilijk, hoe overtuig je de klanten die (b) bij de zg early majority groep behoren? Het antwoord is: zoek die potentiële klant die heel veel aanzien heeft in de sector. Bewerkt deze klant (geef korting, plaats de technologie een paar maanden gratis etc.) en zorg dat dit leidt tot een aankoop en gebruik deze aankoop als je belangrijkste trackrecord.

Deze theorie verondersteld natuurlijk dat er al een zg. 0-serie is (de eerste versie van een technologie op industriële schaal). De ontwikkeling van laboratorium opstelling, naar pilot en uiteindelijk 0-serie is in de praktijk helemaal erg moeilijk. Vooral het stadium “pilot” passeren, wordt wel de Valley of Death genoemd (in mijn slides spreek ik van een kip-ei-probleem. Wie zet de eerste stap?). Kennisinstellingen en universiteiten vinden deze fase te groot, te duur en te lastig. Gebruikers van de apparatuur zullen zelden willen investeren in een pilot (‘wat heb je nu aan een pilot?’). En veel machinbouwers hebben er niet de middelen voor, of willen eerst zekerheden van de potentiële gebruiker. Hier ligt een overheidstaak!.

De succesvolle introductie van nieuwe technologieën in de voedselverwerkende industrie gaat overigens via applicatieontwikkeling (voedsel). Als technologie-ontwikkelaar moet je daarom ook veel meer weten over het effect van je techniek op het product. En dat is een activiteit die je er niet ‘effe’ bij doet. Enfin, ook over dit onderwerp zal ik nog eens een stukje schrijven. Juist hier ligt de kracht van TOP.

aanvulling 23-11-2009
Nieuwe combinaties maken. Schumpeter schreef er tientallen jaren geleden al over. Ook de volkskrant schrijf over het maken combinaties: “Innovatie is vaak helemaal niet zo innovatief“. Toch wel weer leuk om te lezen.

Dit was deel 2, klik hier voor deel 3 (er komen in totaliteit 9 delen)

Innovatie-Management : Deel 1 – Kondratiev en Blue Oceans

Super-cycli van Kondratiev
Als we terugkijken naar de laatste 150 jaar zien we dat er verschillende economische periodes zijn geweest. Deze economische periodes vielen meestal samen met technologische doorbraken. Kondratiev (1925) heeft dit fenomeen beschreven, en vandaar dat we tegenwoordig ook spreken over de Kondratiev-cycles. Heel opvallend is, het gegeven dat de laatste cycli steeds korter worden. We zitten nu al een jaar of 25 in een cyclus waarin ICT (digitalisering, computers, internet, mobiele telefonie) de drijvende kracht was. Ik schrijf bewust ‘was’, alle signalen zijn er om te veronderstellen dat we in de transformatie periode zijn aanbeland naar een nieuwe kondratiev cycle. Ik zie overigens wel een relatie tussen ICT en de bankencrisis. Zonder ‘internet’ zouden we nooit zo snel geld getransporteerd kunnen hebben als nu.

Kondratiev laat zien dat ook nieuwe sectoren op termijn een gangbare sectoren worden. Een sector aan het einde van de kondratiev-cyclus zit wordt gekenmerkt door zware concurrentie, faillisementen en fusies. Uiteindelijk blijven er in zo’n sector maar enkele grote partijen over (eventueel omringt door enkele gespecialiseerde niche-players). Voorbeelden zijn de automobiel industrie en de chemie. Ook de ICT is inmiddels een ‘gewone sector’ is geworden.

De hamvraag is, wat de kenmerken zijn van de volgende kondratiev-cyclus (de 6e). Ik heb geen glazen bol, maar verwacht dat de kenmerken zullen zijn “duurzaamheid, het sluiten van grondstof-stromen, electricity based processing and transportation, vers-bewerkt, smarness-from-nature, life-sciences, en What-would-google-do, Samenwerkings netwerken (open innoavtie), mass-individualisation en distributed-processing.” **

Het begrip tijdschaal is in dit hoofdstuk ook op zijn plaats. Waar de grotere kondratiev-cycli typisch tientallen jaren groot zijn, zijn er ook kleinere cycli binnen sectoren. De mode heeft een typische cyclustijd van 4 tot 12 maanden, besturingssystemen ongeveer 7-8 jaar en auto’s typisch 4 jaar. Ook individuele producten hebben dus een levenscyclus. Dit wordt de product-life-cycle genoemd (PLC). Straks (Deel 2) meer hierover, nu eerst nog een stukje over de ‘markt’.

Blue Ocean strategy.
De essentie van een Blue ocean is dat elke opkomende markt per definitie eerst klein is (niche) en je ook gunstige marges kan maken (de zg. Blue Ocean). Blue Oceans worden vaak gecreerd doordat er een technologische doorbraak is (denk bijvoorbeeld aan de digitale fotografie). Daarna komen er meerdere aanbieders en wordt er geconcurreerd op prijs, gevolgd door bedrijfsconsolidaties (schaalvergroting). Bedrijven die in het laatste stadium van deze cyclus zitten, zitten in een zg “Red Ocean”.

Zit je in een Red Ocean kan je eigenlijk maar drie dingen doen : (a) operation excellence (=kostenreductie programma’s, SixSigma, ..), (b) schaalvergroting (=overnames) EN (3) neppen (lees met verschillende verpakkingsvarianten komen terwijl je intrinsieke productkwaliteit gelijk blijft). De meeste boeren zitten op dit moment in een Red Ocean. Sommige machinebouwers en softwarebedrijven dreigen ook in de Red Ocean te belanden. De retail zit al helemaal in een 53 miljard grote Red Ocean. Vechten en concurreren!

Wat dan doen om uit een Red Ocean te geraken of te voorkomen dat je er alsnog in komt: het meest beproefde recept heet Innovatie. Innoveren op intrinsieke productkwaliteit en zo zelf een nieuwe (niche) markt creëren (=Blue Ocean). En ja, innoveren dat kost geld! Innoveren is risicovol en vraag vooral veel van de competenties van de medewerkers en leiderschap van het management. Overigens heeft het geen zin om marketing bureau in te huren als je deze Blue Ocean wilt creëren. Markets that don’t exist can’t be analyzed

Zit je al in een Red Ocean dan kan je dus eigenlijk maar drie dingen doen (a) blijven zitten en blijven vechten voor een paar marginale centen, (b) de grootste worden, of (c) kapot gaan (stilstand is dan achteruitgang). Dit is een harde boodschap, maar er is geen alternatief.

Zelfs autofabrikanten en TV-makers zitten op dit moment in een Red Ocean (LCD was 7 jaar geleden een disruptieve innovatie; het oprekken van de beeldmaat en de prijsverlagingen nu een vorm van optimalisatie). Het is Darwin ten top, that’s life. Nu is er natuurlijk wel nog probleem dat we het woord ‘innovatie’ zelf ook hebben laten devalueren. We plakken het woord tegenwoord op elke kleine en marginale ontwikkeling of kopieeractie. Als morgen een paprikaverwerker een stoplichtje gaat maken, dan is hij gewoon hoger in de keten aan het komen (zie de opties van de boer) . Dit heeft niets met “innovatie” te maken. Dit noemen we gewoon ontwikkeling of kopieren. Albert Zwijgers heeft het niet voor niets over (1) optimaliseren, (2) restaureren, en (3) innoveren als de drie takken van sport (zie enkele voorbeelden). In deel twee gaan we daarom maar eens kijken naar de verschillende innovatiemogelijkheden in Food.

** sommige mensen zullen wellicht een parallel zien tussen de kondratiev cycle en de piramide van Maslow. Na onze transport en communicatie behoeftes vervult te hebben, hebben we nu als maatschappij meer dan ooit behoefte aan oprecht en authentiek communiceren en hebben we ook oog onze verre toekomst (duurzaam en MV ondernemen).

Nog een kleine aanvulling “randvoorwaarden voor innovatie”

Harold
Onlangs is hier –LinkedIn – Innovatie 2.0 CoT -een vraag gesteld “Innovatie, waarom ook alweer“. Daar kwamen veel reactie op. Op zoveel reacties hoop ik ook met deze vraag …. Vanuit de literatuur is bekend ( http://bit.ly/2Kbh3f ) dat er drie noodzakelijke (maar niet afdoende!) randvoorwaarden zijn voor het optreden van innovatie:

Starvation (Tekort) – Een tekort aan resources dwingt je om nieuwe ingangen te vinden. Om zaken op een andere manier te doen.
Pressure (Druk) – zorgt ervoor dat je je wel met het probleem moet gaan bezighouden.
Perspective Shift (verandering van perspectief) – maak het mogelijk om andere patronen en ideeen toe te laten.

Ik ben hier op zoek naar verhalen/ervaringen die gaan over innovatie en waarin de combinatie van deze drie randvoorwaarden een rol spelen. Lijkt mij erg leerzaam.

Dit was deel 1, klik hier voor deel 2 (er komen in totaliteit 9 delen)

Aanvulling 10 augustus 2010
Op linkedin #CoT neemt de discussie De tussenpersoon heeft geen functie meer en we gaan terug naar de ambachten een verrassende wending aan. Hans Konstapel reageert en vraagt mij om mijn mening rondom Kondratiev. Zelf blijkt Hans een alleraardigst document te hebben geschreven over ‘cycli’.

De rol van “microbiologie” op vers-AGF producten wordt overschat en Hurdle Technology

Zonet – eigenlijk bedoel ik dinsdag, dit stukje staat in concept al 2 dagen op mijn computer -kom ik terug na een lange middag en avond in Ridderkerk. WFC, Van Gelder, IFC, TOP en FND hebben vanmiddag een leuk minisymposium gegeven. Hierbij de korte intro over dit mini-symposium dat ging over Vers, Houdbaarheid en Conserveermiddelen (geknipt en geplakt vanaf hier):

In de afgelopen jaren is er enorm veel gedaan aan het verlengen van de houdbaarheid van groente en fruitproducten. Er wordt vaak gedaan alsof met behulp van één enkel middeltje of één bepaald apparaat de houdbaarheid van enkele dagen naar enkele weken verlengd kan worden. Dat is natuurlijk onzin. Alleen een goede samenwerking in de keten, vanaf het selecteren van het ras tot het afleveren bij de consument, maakt een realistische houdbaarheidsverlenging mogelijk. In dit symposium wordt besproken wat de invloed is van ieder van de schakels in de keten op de kwaliteit en houdbaarheid van het eindproduct.Ook willen we in dit symposium ingaan op het gebruik van natuurlijke conserveermiddelen bij het verbeteren van de houdbaarheid van AGF producten.

Zelf heb ik twee lezingen gegeven. Eentje over het Food & Nutrition Delta Programma en natuurlijk eentje over TOP. In de TOP-lezing heb ik –naast een korte intro van ons bedrijf- ook een toelichting gegeven over de nieuwe technologien (a) EMAP (we werken samen met Perfotec), (b) Koelen & drogen (samenwerking met ACB-Transportbanden en Fresh Food Equipment) en natuurlijk over (b) Pascalisatie (kijk ook nog even op ‘ik ben trots’). De powerpoints zijn op http://www.slideshare.net geplaatst (lezing1 & lezing2).

Wat is mij vanmiddag (dinsdagmiddag dus) heel erg opgevallen?: “De overdreven focus op microbiologie”. Inmiddels loop ik al best lang in de vers-bewerkte industrie rond. De houdbaarheid van ijsbergsla, roerbak of sla-melange wordt niet bepaald door de microbiologische besmetting. Natuurlijk zijn er enkele uitzonderingen zoals bijvoorbeeld tauge en andere kiemgroente.

Koelverse gepasteuriseerde aardappelschijfjes bevatten bijvoorbeeld inderdaad een hoeveelheid melkzuurbacterien. De verpakking van dergelijke producten gaat door de gasvorming na een kleine twee weken dan ook bol staan. Maar deze zelfde bacterien stoppen we ook in sommige probiotoca! Een bolstaande verpakking heeft daarom niets te maken met voedselveiligheid (QACCP vs HACCP).

Beter wassen of het gebruik van decontaminiatiemiddelen in het waswater (wat overigens niet mag in de EU!) leidt zelden of nooit tot een langere product-houdbaarheid. De houdbaarheid wordt meestal bepaald door verkleuring (o.a. PPO activiteit), verlies van turgor of verzuring in de verpakking. De oplossingsrichtingen bestaan daarom uit (a) gebruik van de juiste kwaliteit grondstof, (b) zeer goed drogen tot een aanhangend water van 0%-1%, (2) het gebruik van een optimale EMAP verpakking. Het wasproces is wel nodig om zand en insecten te verwijderen, maar verder heeft wassen eigenlijk alleen maar nadelen.

Maar waarom dan toch die focus op de microbiologie? Hiervoor zijn meerdere oorzaken te benoemen die ruwweg in twee categorieën uitgesplitst kunnen worden: (1) onkunde en gebrek aan kennis (specifiek de statistiek), (2) het commercieel belangen van de toeleverancier. Veel vers producenten vragen aan ‘hun’ sterlaboratorium welke eindproductspecificaties gehanteerd moeten worden. In de praktijk komen wij dan ook veel te strikte normen tegen. Recent nog een bedrijf dat een 1.000 norm op melkzuurbacteriën hanteerde. Bij een derglijke strikte norm, zijn natuurlijk veel aanvullende onderzoeken nodig. En raad eens wie die onderzoeken mag uitvoeren? Yep, het lab. De adviseur heeft dan een direct commercieel belang (formeel moeten deze taken in verschillende bv’s worden ondergebracht).

Er zijn periodes dat er eens per drie weken een leverancier langskwam met “het ei van columbus”, meestal een middeltje met een fancy naam. Ik denk dat ik ze zelf nu allemaal wel eens heb gezien en getest. Meestal kijken we naar de chemische componenten en de aanbevolen concentratie. Bij sommige grotere groentesnijderijen komen deze leveranciers nu niet eens meer binnen. Micro-organismen dood maken (inactiveren) is niet zo moeilijk, maar daarnaast ook nog een lekker en mooi product maken is veel lastiger. In de praktijk moet je daarom de hurdle-technology methode toepassen. Gewoon meerdere kleine stapjes introduceren. Deze aanpak geldt ook voor andere kwaliteitsindicatoren (b.v. verkleuring) en dus niet alleen voor microbiologische aspecten. De theorie is overigens gemakkelijk te illustreren en uit te leggen, de praktijk is echter weerbarstiger.

Ach, je kan dit vergelijken met ‘afvallen’, iedereen weet dat dit een combinatie is van minder eten en meer bewegen. Toch ‘geloven’ velen consumenten in allerlei fancy dieeten (recent nog van dr Frank), of nog erger Vlaamse pilletjes die uitstekend zouden werken. De unieke afval-aanpak bestaat ook niet, maar ondertussen -is het generieke idee in de praktijk bij veel mensen- zou het wel gemakkelijk en praktisch zijn om onze toevlucht te kunnen zoeken in een ‘wondermiddeltje. Zolang bedrijven een langere houdbaarheid willen hebben, zijn er heren die deze (decontaminatie-)middeltjes ook zullen proberen te verkopen. Wees zeer kritisch en wantrouw hen. “Even een testje doen” levert ook zelden extra inzicht op (maar kost veel tijd en energie).

Wordt ik een oude man? Iemand die bij elk idee gaat roepen “kan niet”, ik hoop van niet. Een wetenschappelijke onderbouwing van een negatief advies zal ik daarom altijd proberen blijven te geven. Inzicht en fundamentele kennis blijven mijn belangrijkste argumenten.

Aanvulling 14 december 2009.
Op dit moment is er een grote discussie rondom de Q-koorts en dood-door-schuld vraag. In het verleden heb ik met wat zwart wit opgesteld t.o.v. Rob Baan en E.Coli.